Letter from Regulus

372 17 0
                                    

Ik sta vroeg op. Niet dat ik überhaupt heb geslapen. Ik ben vermoeid, maar de slaap vat me niet. De shock van gister is naar binnen geknald. Ik heb de situatie door, mijn ouders zijn vermist en komen niet terug, ik weet het gewoon. Moody probeerde ons op te vrolijke door te zeggen dat de kans dat ze nog leven bestaat, maar ik betwijfel het. En wiens schuld is dit allemaal? De mijne. Ik zit met de brief van mijn ouders in m'n hand geklemd op mijn bed. Er rollen tranen over mijn wangen. De stomme brief. Ik had geweten dat het een waarschuwing was, ik had hulp bijeen geroepen, maar die kwam niet. Niemand geloofde me. En het blijkt dat ik goed was. Voorzichtig leg ik de brief weer terug in mijn bureau la, op het moment is het mijn meest waardevolle bezit. Zuchtend trek ik mijn shirt over mijn hoofd en borstel ik mijn haren. Ik sluip de trap af naar beneden. Het is stil, net zo stil als gister, net zo abnormaal. Normaal zou mijn moeder al in de keuken staan, het ontbijt klaarmaken. Nu moet ik het zelf regelen. Zoals ik al verwachtte ligt Remus nog in zijn bed. Ik begin het ontbijt te maken. Een verse traan rolt over mijn wang. Ik veeg hem weg. Er rolt een andere, geïrriteerd veeg ik ze allemaal weg totdat er geen tranen meer zijn. Ik trap tegen de bank aan, wat heeft het voor zin? Wat levert dit alles op? Niks. Ik ben verdrietig en het heeft geen zin. Het maakt me niet beter, dus het slaat nergens op.
Ik hoor Remus de trap aflopen.
Als hij de hoek omslaat en de woonkamer binnen komt, kijkt hij me aan.
'Hey.' zegt hij, met zijn bloeddoorlopen ogen.
'Hey.' zucht ik. Hij kijkt me aan. Hij blijft me aanstaren. Na enkele seconden ben ik er klaar mee.
'Wat is er?' vraag ik.
'Ik hoorde een harde klap, ik dacht-' ik onderbreek hem.
'Het was niks.' bijt ik hem toe. Ik ga aan de eettafel zitten, Remus neemt mijn voorbeeld over en gaat tegenover me zitten. Ik schuif zijn ontbijt naar hem toe.
'Dankje.' mompelt hij. Er is een stilte. Beide zijn we nog in schok en beide willen we dat dit nooit gebeurd was.
Ik adem diep in en uit.
Het moet gezegd worden.
'We moeten onze ouders wreken.' zeg ik dan. Het is misschien iets heel barbaars, maar het is van toepassing.
'We kunnen hun dood niet zomaar aan ons laten voorbijgaan.'
Remus kijkt me aan.
'En wat als ze niet dood zijn?' vraagt hij.
'Doe niet zo naïef.' snauw ik. Het gaat vanzelf. Ik ben mezelf niet, normaal zou ik kalm reageren, normaal zou ik even ademhalen en naar formele woorden zoeken, maar ik ben niet wie ik normaal zou zijn geweest. Mijn ogen prikken. Remus huilt ook, ik weet niet of het door de verdwijning komt of doordat ik rot tegen hem doe, maar waarschijnlijk is het beide. Ik probeer te kalmeren.
'Wat ik bedoel is dat we moeten vechten, als er echt een oorlog komt dan moeten we vechten, we moeten vechten om onze ouders te wreken.' Leg ik aan hem uit.
'Ze zeggen dat You-Know-Who de grootste dark Wizard ter wereld ooit gaat worden, zelfs groter dan Grindelwald, hoe wil je dat we hem met z'n tweetjes vermoorden?'
'Wie zegt dat we met z'n tweeën zijn?' vraag ik aan hem. 'Het is een oorlog, Remus. Dit is niet zomaar iets, je ziet in de krant dat dagelijks mensen vermist of vermoord zijn, waarvan de helft muggleborns zijn. Waarom? Omdat Voldemort een hekel heeft aan Muggles en Muggleborns. Deze oorlog is al jaren bezig, jullie weten het misschien niet, maar als je de daily prophet volgt weet je dat dit allang bezig is, alleen sinds dit jaar is het groots en denk maar niet dat het niet erger dan dit gaat worden. Vrienden van ons zullen misschien uiteindelijk wel vermoord worden, we moeten dit stoppen! Want Voldemort stopt niet.'
Remus kijkt me geschokt aan.
'Je zei z'n naam.'
'Natuurlijk zeg ik zijn naam. Wat heeft het voor zin om bang voor zijn naam te zijn als we tegen hem moeten vechten?' Het was eruit. Waarom ik het zeg... geen idee. Maar heb ik gelijk? Zeker weten. Als je boos en verdrietig bent zeg je domme dingen, maar dit was een uitzondering.
'Je zal wel gelijk hebben...' antwoordt Remus.
'Natuurlijksten heb ik dat.' zeg ik en op dat moment komt Bowie de kamer binnen gevlogen en ze heeft een briefje bij zich.
Ze komt naast me zitten en ik pak het briefje van haar aan.
Ik vouw het briefje open terwijl Remus de tafel afruimt.

Selene,
Stuur geen brieven.
R.A.B

'Van wie is het?' vraagt Remus.
Gekwetst stop ik het stukje perkament in mijn broekzak. Het is alsof het hem niks boeit. Het voelt alsof ik er nu nog meer alleen voor sta en dat door een stomme brief van elf woorden.
'Oh, niks.' antwoordt ik. Ik probeer de tranen binnen te houden. Remus zucht.
'Ik dacht dat het misschien nieuws zou zijn.' zegt hij dan.
Ik sta op.
'Ik ga boodschappen doen... wil je nog wat hebben?'
Remus haalt zijn schouders op.
'Nee hoor.'

Ik trek mijn jas aan en terwijl ik al de deur open schreeuw ik nog naar Remus: 'Maai jij even het gras, het ziet er niet uit!'
Waarop Remus "ja" terug roept. Ik trek de deur achter me dicht en loop op het pad tussen het gras door. Het gras komt tot me schenen. Het is duidelijk te zien dat ook toen m'n ouders er nog wel waren ze niks eraan hebben gedaan.
Terwijl ik richting de supermarkt loop, denk ik over van alles na. De letter van Regulus, de oorlog, mijn ouders, herinneringen aan hun. Dat is nog maar alles wat ik over heb, eenmaal alleen herinneringen, verder niks. Wie had gedacht dat het nou precies ons zou overkomen? Het is absoluut vreselijk. Het is hartverscheurend.

𝐖𝐀𝐑 𝐎𝐅 𝐇𝐄𝐀𝐑𝐓𝐒 ☾ // MaraudersOù les histoires vivent. Découvrez maintenant