Hoofdstuk 3

115 27 8
                                    

Met twee benen tegen zijn lichaam aan zat Oliver in zijn zolderraam. Het had hem zo ongelofelijk veel pijn gedaan dat zijn vader hem had geslagen. Hij was vaak boos op hem geworden, maar hij had hem nog nooit geslagen.
Weer geklop op de deur.
De afgelopen uren had zijn moeder vaak geklopt op de deur, maar kwam er niet in, omdat Oliver de deur op slot gedaan. Hij was blij dat hij, toen hij tien was, aan zijn moeder had gevraagd of hij een slot op zijn deur mocht, wat na veel overleg met zijn vader was goedgekeurd. Dat slot was in zulk soort situaties erg handig.
Gelukkig was zijn moeder, na vele smeekbedes, weer weggegaan. Maar nog geen enkele keer had zijn vader zich durven vertonen. De lafaard, dacht Oliver. Hij kon wel mensen slaan, maar excuses aanbieden, ho maar.
'Ga weg,' zei Oliver met een gebroken stem.
'Oliver luister naar me. Ik heb er ongelofelijk veel spijt van, doe alsjeblieft de deur open!' zei zijn vader. Het klonk nu niet koud en hard zoals altijd, maar zacht en teder. Het was alsof iets in zijn stem gebroken was, de altijd aanwezige bitterheid was verdwenen.
'I-ik hoef u nooit meer te zien,' stotterde Oliver met een mengeling van woede en verdriet. Waarom was het allemaal zo moeilijk voor hem? Eerst zegt zijn vader geen woord tegen hem en vervolgens kan hij wel praten.
'Kom op Oliver, doe niet zo achterlijk, gedraag je eens volwassen en maak de deur op open,' zei zijn vader hopeloos.
'Hoe achterlijk bent u wel niet geweest al die maanden? U gedroeg zich alsof ik slechts een spook was. En dat allemaal door Luca's dood,' raaskalde Oliver.
Er viel een pijnlijke stilte. De dood van Luca was altijd al een gevoelig onderwerp geweest en dat zal het ook altijd blijven.
'Overdenk eerst uw beschuldigingen maar eens en kom dan terug.'
Voetstappen baande zich een weg en stierfen langzaam. Opgelucht haalde Oliver adem, dat zijn vader was weggegaan. Maar al snel sloeg dat om. Had hij zijn vader wel weg moeten sturen? Het was voor het eerst in maanden dat ze een normaal gesprek hadden. Was dit niet het perfecte moment geweest om het uit te praten? Zodat het net als vroeger zou worden.
Nee, zoals vroeger zou het nooit meer worden. Hoe kon hij dat ook ooit denken? Luca was er niet meer en zijn vader zou er nooit meer overheen komen. Het was slechts een schijn van vriendelijkheid. Na zijn excuses zou hij toch niet meer tegen hem spreken.

Ondertussen was het donker geworden. Het zou een koude maar heldere winternacht worden. Er waren zoveel sterren dat je het niet eens kon bijhouden. Iedere keer dat er een ster uit je gezichtsveld verdween, doemde er weer een op. En zo ging het onophoudend door. Het was voor Oliver fascinerend om naar de sterren te kijken en kon er soms wel uren naar kijken, totdat er op de deur werd geklopt en zijn moeder hem dan uit zijn trance zou verlossen en zou zeggen dat hij moest gaan slapen.
Plots veranderde de sterren van vorm en kon je een gezicht zien. Het gezicht had een hele bekende uitdrukking, maar Oliver kon hem niet plaatsen. Was het zijn vader?
Nee, dat kon niet, hij had een scherpe kaaklijn en korte haren en deze persoon had een onopvallende kaaklijn en lange haren. Dat kon dus maar een iemand zijn. Het was Luca! Oliver had gelijk. Iedereen zou later een ster worden!
Maar waarom zag Oliver zijn broer zo vaak? Hij had zich het niet verbeeld, want het was iedere keer Luca en hij droomde niet. Het was raar dat hij zijn broer zo vaak terug kwam, op de momenten dat hij het meest heimelijk naar zijn broer verlangde.
Maar toen bedacht hij zich, Novaeya zou het hem vast kunnen vertellen. Novaeya was een spiritueel meisje en wist heel veel van psychologie en astrologie, zij kon het hem vast verklaren! Ze had het geleerd uit boeken en van school. Hij zou morgenochtend bij haar langs gaan om het haar te vragen!
Terwijl hij zich dit alles zat te bedenken, was het gezicht alweer verdwenen en de sterren hadden hun eigen houding al weer aangenomen.

***

De snijdende wind verkleumde Oliver. Het was een koude winterdag en het wolkendek streek uit boven Olivers hoofd. Het was kerstvakantie en dat betekende dus twee weken vakantie. Hij hield niet zo van Kerst en Oud&Nieuw, want het was altijd heel ongezellig en eenzaam. Gelukkig had hij Novaeya en Lukas nog. Zij waren er altijd voor hem en ze maakten die eenzame dagen iets minder eenzaam.
Hij was 's ochtends vroeg opgestaan om geen argwaan te wekken bij zijn ouders. Maar daardoor moest hij nu wel de halve stad door fietsen met deze verschrikkelijke wind. Hij zou zo'n twintig minuten moeten fietsen. Novaeya woonde in de buitenwijk van Terneuzen in een vrijstaande woning.
Hij trok zijn warme, wollige winterjas nog dichter om hem heen om geen enkel zuchtje koude wind binnen te laten komen. Ook genoot hij van de zachte voering in zijn jas, die een beetje kriebelde. Hij dacht aan hoe hij deze gekke dingen die hem gebeurden, kon verklaren aan Novaeya. Zou zij hem niet voor gek verklaren?
Hij trapte stevig hard door om maar korter te hoeven fietsen, zodat hij er in een kwartier of tien minuten zou kunnen zijn. De eerste auto's passeerden hem al, de eerste mensen die onderweg waren naar hun werk. Ook zag hij al de eerste mensen buiten lopen met hun honden. Die mensen zagen er zo gelukkig uit, alsof niets hun geluk kon vernietigen. Oliver zou willen dat hij zich ook zo kon voelen. Hij had twee geweldige vrienden, maar hij was niet gelukkig. Want zijn enige grote droom was nog niet vervuld.

Mag ik Mij zijn?Where stories live. Discover now