Hoofdstuk 1

207 40 2
                                    

Oliver keek naar buiten, naar de sterren in zijn vizier. Zou hij later net zo'n mooie ster worden?
Zijn ouders zeiden altijd dat je naar de hemel ging, maar hij geloofde dat je net zo'n schijnende ster zou worden. Iets wat zijn ouders maar verwierpen.
Hij keek verafschuwd naar zijn gedicht en verscheurde hem. Langzaam legde hij alle verscheurde stukjes op zijn bureau. Eigenlijk zag zijn leven er ook zo uit. Verscheurd.
Hoe kon hij ooit zichzelf zijn, als zijn ouders niet eens achter hem stonden. Hij wilde een meisje zijn. Maar hoe moest hij dat ooit aan zijn ouders vertellen?

Hij streek een donkere lok uit zijn gezicht en wierp een blik op zijn gedichtenbundel. Die had hij voor zijn tiende verjaardag van zijn vader gekregen. Sindsdien schreef hij gedichten over zijn gevoelens. Dingen die die aan niemand anders kwijt kon.
Hij bladerde door de bundel heen en vaag vatte hij woorden op.
Ouders, geloof, pijn, meisje.
Allemaal woorden die hem samenvatten. Ongelofelijk.
Zijn vader had altijd gezegd dat hij zo mooi kon dichten en dat hij daar later echt iets mee moest doen. Een keer had hij een gedicht gemaakt en voorgedragen in de kerk. Er zaten zelfs mensen te snikken. Ze hadden hem na afloop aangesproken met: "Ach wat heb je een mooie stem" en "Je verwoord het zo mooi". Maar hij twijfelde eraan of ze het alleen maar zeiden uit medelijden of dat ze het echt meenden.

Oliver werd uit zijn gedachtes gerukt door een flits. Een ster viel naar beneden.

Hij deed zijn ogen stijf dicht en wenste dat hij een meisje kon zijn. Heel zachtjes.
Toen hij zijn ogen opende zag hij zijn bundel, die ondertussen was dichtgeklapt. Het was een dikke bundel en hij kon bijna niet meer dicht. In de bundel stonden verschillende gedichten, met hier en daar plaatjes er bij. Er stond een foto op de voorkant. Van hem en zijn vader. Ze glimlachte vrolijk naar de camera. Die speelse lach op zijn vaders gezicht had hij al lang niet meer gezien.
Hij streek langzaam met zijn vinger over de foto heen. Dat waren nog eens tijden, dat hij en zijn vader close waren. Maar sinds het ongeluk en gelijk ook de dood van zijn broer, leek hij hem opeens steeds meer te vergeten. Was pap hem echt vergeten? Hij was heel erg streng en alles wat Oliver zei werd bijna gelijk weer verworpen of met een boos gemompel afgekapt.
Geklop op zijn deur.
'Kom maar binnen mam,' fluisterde hij zachtjes, maar hard genoeg dat zijn moeder het nog kon horen.
Zijn moeder kwam zachtjes de kamer binnen en keek Oliver streng aan.
'Niet zo dromen jongen. Het wordt tijd dat je gaat slapen, het is al elf uur,' zei ze consequent.
Maar haar blik verzachtte enigszins toen ze Olivers gedichtenbundel zag.
'Jij en je vader waren zo close. Hij heeft het alleen heel moeilijk met het overlijden van je broer. Dat weet je toch wel, jongen?'
'Ja mam,' bromde Oliver. 'Maar vader kan ook wel wat meer respect tonen. Hij zegt geen woord tegen me, hij doet alsof ik lucht ben. Weet u hoeveel pijn dat doet? Nee, tuurlijk niet, want u bent alleen maar bezig met vader. Niet met mij,' dat laatste zei hij zo zachtjes dat alleen hij het kon horen.
'Niet zo brutaal! Zo praat je niet over je vader, Oliver Pellicules!' zei zijn moeder boos.
'Sorry,' zei hij zachtjes. Hij wist dat hij te ver ging tegen zijn moeder, maar de frustraties in hem liepen hoog op en het moest er toch eens uit komen.
'En nu ga je slapen.' Oliver knikte, legde zijn bundel in het bovenste lade van zijn bureau en ging op zijn bed liggen.
Zijn moeder gaf hem een kus op zijn hoofd en fluisterde zachtjes: 'Welterusten Oliver.'
'Welterusten mam.'

'Doe die gordijnen onmiddellijk dicht,' kreunde Oliver. Hij draaide zich nog een keer om en trok zijn dekbed nog verder over zijn hoofd waardoor zijn voeten bloot kwamen te liggen.
'Ook als ik je vertel dat het al half acht is?' grijnsde zijn moeder.
Olivers ogen schoten open en hij rukte de dekens van hem af.
'Zeg dat dan gelijk!' riep Oliver. Hij was door zijn wekker heen geslapen, domme sukkel die hij was. Hij had eerder moeten gaan slapen. Hij schoot in zijn kleren, een simpele jeans met een rood T-shirt met een klein palmboompje erop.
Hij pakte een broodje van de schaal toen hij eenmaal beneden was, gaf zijn moeder snel een kus, schoot de deur uit en pakte zijn fiets.

Mag ik Mij zijn?Unde poveștirile trăiesc. Descoperă acum