Hoofdstuk 14

2.6K 196 4
                                    

POV Hope
Alex snoof eens diep, en liet hem meisje toen los. 'Hoi, ik ben Lexy!' Zei ze vrolijk. 'Alex' mompelde Alex met een glimlach. Een van de wachters liep naar Alec en het meisje dat dus Lexy heet toe, maar Alex gromde boos. 'Mine!'. Lexy giechelde 'het is oke Alex'. Ze legde haar hand ik zijn arm, wat Alex zichtbaar ontspande, en richtte zich tot de wachter. 'Dit is mijn mate, en wat mijn broer ook te zeggen heeft, hij gaat niet terug de kerkers in. Is dat duidelijk?!' Dreigend keek ze de wachters aan, en die knikten meteen. 'Mooi' zei ze glimlachend. 'Kom je Alex? Dan kan ik je voorstellen aan mijn broer en je de roedel laten zien'. Alex knikte 'leuk. Maar wacht nog even. Kunnen jullie haar cel open maken?' Vroeg hij, en hij wees naar mijn cel. De wachters deden niks. Alex keek naar Lexy. 'Hope is mijn beste vriendin, en een van de weinigen die nog in leven is van mijn oude roedel. Ze hoofd niet mee naar boven nu, maar haar gewoon even een knuffel geven om haar te laten weten dat ik er voor haar ben zou ik fijn vinden' legde hij haar uit. Lexy knikte begrijpend. 'Doe maar wat hij zegt' zei ze tegen de wachters, en ze liepen naar mijn cel toe. Ze openden mijn cel, en ik ging zo dicht mogelijk bij de ingang staan. Niet dat mijn ketens me ver naar voren lieten lopen, maar toch. Alex liep naar me toe, en knuffelde me. Over zijn schouder heen zag ik Lexy me jaloers aankijken, ik ik gaf haar een geruststellend glimlachje. 'Sorry dat ik je niet mee kan nemen naar boven, Hope' zei Alex. Ik schudde mijn hoofd 'het geeft niet. Ik overleef het nog wel even. Maar beloof wel dat je me soms even op komt zoeken, en informeer anders bij Liv over mijn gezondheid' zei ik zachtjes. Ik snoof nog een keer Alex's geur diep in, en Alex liet me los. Alex liep mijn cel uit, en meteen werd hij weer opsloot gedaan. Alex wierp me een laatste blik en glimlach, en liep toen samen met Lexy en de wachters weg. De kerkers uit. Naar daglicht. Daglicht... Ik zou er alles voor over hebben om de zon nog een laatste keer te zien.

Ik schrok wakker uit mijn slaap doordat ik ruw werd beetgepakt en uit mijn cel werd gesleurd. Gangen met cellen kwamen we tegen, en uiteindelijk stopten we voor Dé deur. Ik werd naar binnen gegooid, en achter me werd de deur dicht gedaan. In de hoek van de kamer stond Hij tegen de muur aangeleund. Daya? Daya?! Daya! Hope, ik ben er nog zei Daya na een korte stilte. Geef je me nog steeds een beetje van jouw pijn? Want ik voel niks. Nee. Doe dat dan nu. Maar Hope... Daya. Nu. Ik kan je niet kwijtraken. Ik sterf liever nu en mét wolf, dan later zonder wolf. Oke dan. Zuchtte Daya, en een seconde later kromp ik ineen van de pijn. Pijnlijk kreunend maakte ik me klein. De pijn was veel erger dan toen in mijn cel. Ondraaglijker. Onbeschrijfelijker. Vanuit mijn ooghoeken kon ik zien dat Hij me verbaasd aankeek. Logisch. Ik lag hier op de grond, als een bolletje te kreunen van de pijn terwijl hij nog niks had gedaan. Zuchtend liep hij om me heen, naar de deur. Hij opende deze en riep een wachter. 'Haal Liv. Er is iets mis met dit ding en ik wil mijn martel slaafje niet kwijt' beveel hij. Daarna deed hij de deur weer dicht, en leunde hij tegen de muur aan. 'Weet je wat er zo leuk aan jou is? Je geeft geen kik. Het is een sport voor mij om jou pijnlijke kreten te ontfutselen. Een uitdaging. Dus waag het niet om te streven. Begrepen?!' Siste hij. Ik hoorde hem wel, maar had het te druk met de pijn. De deur ging open, en ik rook de bekende geur van Liv. Ze snelde naar me toe, en knielde voor me neer. Ze voelde aan mijn pols, mijn hoofd, en onderzocht mijn ogen terwijl ik tegenstribbelde en keek uiteindelijk naar Hem op. 'Ik denk dat ze te ver en te lang van haar mate vandaan is' zei ze. Was dat maar zo...

HopeWhere stories live. Discover now