Hoofdstuk 18

9 1 0
                                    

Alice.

Ik zit nu al een tijdje alleen op een boomstam. Ik vind het fijn om even alleen te zijn. Ik heb nagedacht, nagedacht over alles. Nou ja, bijna alles. De Greenie, Thomas, hij komt me bekend voor. Ik heb het aan niemand verteld, want eerst wil ik zelf weten waarvan ik Thomas herken.

Ik heb nagedacht over het leven hiervoor. Zouden mijn ouders mij missen? Mijn broer of zus? Misschien was ik enig kind. En ik heb nagedacht over het leven hierna. Wat als we hier uitkomen, zijn we dan vrij. Of is dit allemaal een illusie en komen we op een nieuwe plek uit. Hoe ziet de wereld er vanbuiten uit?

Ik heb nagedacht over Chuck. Ja, over Chuck. Kijk naar hem, hij is nog zo jong. Wij allemaal hier, maar Chuck is niet ouder dan 13. Hoe hebben de mensen die ons dit aan hebben gedaan zo'n klein jongetje hier plaatsen. Als we hier uitkomen maak ik iedereen die hier iets mee te maken heeft kapot. Net zoals op de manier dat ze ons kapot hebben gemaakt.

Ik heb nagedacht over Grievers. De monsters die nu in het doolhof opzoek zijn naar ons. Overgebleven in het labyrint. Gelukkig is er niemand daarbinnen. Nee, dan was de sfeer nu wel anders geweest. Maar ik dacht dus, zij hebben sommige van ons vermoord. Kunnen wij hen vermoorden? En heeft dat dan consequenties?

En ik heb dus ook nagedacht over Thomas. Ik herkende hem toen hij de box uitkwam. Ergens wist ik dat ik hem eerder gezien heb. Ik kan me niks herinneren eigenlijk. Het is best wel vaag, maar ik voel echt een connectie tussen ons. Ondanks het feit dat we weinig hebben gepraat vandaag.

Ik heb dus nog best wel veel vragen, maar dat laat ik achter me. Een gaap verlaat mijn mond. Ik besluit om te gaan slapen. Ik sta op en loop naar mijn hangmat. Ik pak m'n trui en ga achter het muurtje staan dat de jongens gebouwd hebben. Ik kleed me snel om, omdat het best wel koud is. Ik negeer de kou zoveel mogelijk en loop terug naar mijn hangmat. Zonder enige moeite val ik snel in slaap.

"Nee wat doen jullie met hem? Hij is nog zo jong dit kan je niet maken! Breng hem terug naar zijn ouders!" Een vrouw met blonde haren in een strakke knot staat voor me. Ze draagt een witte broek, hoge witte hakken, een wit shirt met daarover een witte blazer. Wit. Door het wit vallen haar donkerrode lippen enorm op. Ze vermijd oogcontact met mij. "Laat hem gaan! Laat ze allemaal gaan. Laat mij gaan en Thomas. Je weet hoe wij hierachter staan. We zitten hier al jaren, we zijn het zat." Voor het eerst kijkt ze mij recht in de ogen aan. "Maar schat, je weet toch zelf ook wel-" "Wicked is goed." Onderbreek ik haar. "Bla bla bla. Hou op met dat! We hebben zoveel tijd gebruikt, en kijk waar we zijn. We hebben in al deze jaren nog niks bereikt. En de levens die u verspilt heeft. Het slaat nergens op!" Dit keer is het Thomas die de vrouw tegen spreekt. "Bewaking, maak haar klaar. Zij is de volgende." Dit kan niet. Hoe kan ik het labyrint in gestuurd worden? Ze hebben me daar niks over verteld. Hoe kunnen ze. Na alles wat ik voor ze heb gedaan. Ze gaan me toch niet afmaken. Ik voel armen die me vastpakken en ik kijk ernstig naar Thomas. "Alice, onthou me oké? Doe je best en onthou mij." Ik pak de hand van Thomas vast. Maar ik laat hem al snel los omdat ik naar achter getrokken wordt. "Ik hou van je Alice! Let goed op jezelf."

-

Ik ben wakker geworden en het enige waar ik aan kan denken is Thomas die in mijn droom zat. Nu weet ik het, ik had al een keer eerder over gedroomd. Maar het is niet echt een droom, het voelde namelijk zo realistisch. Misschien is het wel een herinnering. Nee, dat kan helemaal niet.

Ik stap uit mijn hangmat en ik kleed me snel om. Ik weet niet hoe laat het nu is, maar nog best wel vroeg. Het is namelijk nog een beetje donker. Ik loop naar de keuken en Frypan is er nog niet. Ben ik nu serieus de eerste die wakker is?

Mijn voeten leiden mij naar de Renners kist. Vandaag moet ik namelijk het labyrint in met Minho. Ik pak een rugzak en vul deze met de nodig heden voor vandaag. Ik loop terug naar de keuken. Nu moet ik maar wachten tot ik kan ontbijten. Ik ga aan een tafel zitten die overzicht heeft over het hele kamp.

Ik pak mijn rugzak en haal daar mijn horloge uit. Alleen Renners en Leiders krijgen een horloge. Ik doe hem om en kijk ernaar. Oh, het is pas 5 uur. Daarom is het zo donker. Ik zucht, ik weet dat ik nu ook niet meer in slaap kan vallen. Verderop hoor ik ineens voetstappen. "Minho? Fry?" Ik kan hem niet goed zien, het is te donker. Is het misschien weer die schaduw?

"Jij... jij hebt dit gedaan. Samen met die nieuwe. Je hebt ons er allemaal ingeluisd. En je denkt dat je speciaal bent hé. Dat ben je niet. En die Newt, hij kijkt naar je alsof je de wereld bent. Je bent een hindernis, een mislukkeling." Ik herken de stem niet. Hij is nogal schor. Hij heeft ook de hele tijd in de schaduw gestaan, maar ik durf niet dichterbij te komen. 

Vanachter hoor ik een bekende stem: "Goeiemorgen Al. Wat wil je voor je ontbijt?" Ik draai me om naar Frypan. Snel draai ik weer terug, maar de persoon is weg. "Oh uhm, doe maar iets." Beantwoord ik hem. "Eitje goed?" Ik knik en hij begint met bakken. "Alice, waarom ben je zo vroeg op? Ik dacht dat jij altijd uitsliep." Ik glimlach. "Ik werd wakker en toen kon ik niet meer slapen. En ik moet zo het labyrint in." Hij knikt en gaat weer verder.

-

Ik sta nu samen met Minho voor de ingang te wachten. Het is nogal stil en de sfeer is apart. Ik merk wel dat Minho er alles aan doet om gister avond achter ons te laten. "Vandaag gaan we weer door met het gewoonlijke, een uitgang vinden." Ik knik en Minho overhandigd mij een scherp mes. Ik kijk hem verbaasd aan. "Gewoon voor de zekerheid." Legt hij uit als hij mijn blik ziet. Hij verbergt wel nog iets. Ik vraag er niet meer naar door.

De muren gaan langzaam open. "Alice, doe voorzichtig. En blijf uit het noordelijke gedeelte." Ik knik toch blijft het apart. Ik krijg een mes mee, voor wat? Ik moet weg blijven uit het noorden, voor wat? Ik laat het maar bezinken en jog samen met Minho het labyrint in. Even alles om me heen vergeten.

Al snel splitsen Minho en ik op. "Ik ga deze kant op. Jij de andere kant. We spreken hier om half vijf weer af. Als ik er dan niet na een kwartier ben ga je terug." Nu begint het interessant te worden. "Je verteld Alby dat ik in het noorden ben. Hij weet wat ik bedoel. Jij, Alice, belooft mij dat je daar niet heen gaat." Ik trek mijn wenkbrauw op. Nu ben ik wel nieuwsgierig wat daar dan is. "Ally, beloof het alsjeblieft." "Wat is daar dan, in het noorden?" Minho zucht. "Dat moet ik zelf ook nog onderzoeken. Beloof me dat je niet naar het noorden gaat." Ik knik. "Ik beloof het, alleen als je verteld wat daar is." Hij zucht opnieuw. "Ik vertel het je later wel." Ik knik. "Doe voorzichtig met wat daar ook te vinden is." Roep ik hem na als hij al vertrokken is. Hij steekt zijn duim op maar kijkt niet meer achterom. Het liefst wil ik nu achter hem aanlopen, maar ik heb hem beloofd dat niet te doen. En ik hou me altijd aan mijn beloftes.

Stuck in the mazeWhere stories live. Discover now