XIV

1K 53 8
                                    

Wolfs pov
Eva slaapt al maar ik durf nauwelijks een oog dicht te doen. Ik zit nog steeds met al die bedreigingen in mijn hoofd te malen. Wie doet dit? Ik kan me niemand voor de geest halen die dit zou doen. En het gaat wel erg ver voor een grap, dus het is wel serieus. En wat bedoelt diegene met "het wordt nog veel leuker"? Ik weet het niet, echt niet. Ik probeer mijn ogen te sluiten en wat rust te vinden door aan leuke dingen te denken. Aan Eva bijvoorbeeld. Het helpt wel een beetje, maar toch val ik even later in een onrustige slaap.

Eva pov
Ik word wakker door Wolfs. Af en toe spant hij al zijn spieren tegelijk aan en hij draait constant met z'n hoofd. Door mijn elleboog in het matras te zetten druk ik me omhoog en kijk naar hem, er staan kleine zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd. 'Wolfs.' fluister ik zacht. Hij wordt niet wakker. Nog een keer fluister ik zijn naam. Weer helpt het niet. Met mijn hand tik ik zachtjes tegen zijn wang. Als dit óók niet helpt, schud ik hem aan zijn schouders heen en weer. Pas nu lijkt hij het te merken en schrikt wakker. Hij schiet rechtop waardoor zijn hoofd tegen die van mij knalt. 'Au, jezus!' floep ik eruit. Wolfs wrijft net als ik een paar keer over de plek waar we elkaar geraakt hebben. Dat wordt vast een bult. 'Eef, ik eehm... sorry.' 'Kusje erop.' wijs ik naar mijn voorhoofd. Hij doet wat ik zeg en legt dan mijn hoofd weer op zijn borst. 'Het spijt me.' verontschuldigt hij zich voor de tweede keer. 'Het is al goed. Had je een nachtmerrie ofzo?' vraag ik. Hij zucht. 'Ja.' 'Bij mij ben je veilig.' Zacht druk ik een paar kusjes op zijn borst. 'Ga maar weer slapen.' fluister ik. Dat probeer ik ook te doen, en na ongeveer een kwartier val ik weer in slaap.

De rest van deze nacht heeft Wolfs gelukkig wel goed geslapen, dus ik ook. Nu zitten we in de auto opweg naar de patholoog. Hij had gister wel gebeld maar toch wil ik het met eigen ogen zien. Een paar minuten later lopen we het gebouw binnen en kloppen we aan. 'Ja?' Ik open de deur en Wolfs opent de deur. 'Hey Wolfs. Wat leuk!' 'We willen Nils Steensma graag even zien.' We lopen naar een andere ruimte en meneer Rozenveld, de patholoog, opent een enorme la waar Nils in ligt. Er is verder inderdaad niks vreemds te zien en lopen even later weer naar buiten. 'Wolfs! Heb je misschien zin om vanavond iets te drinken?' roept meneer Rozenveld naar hem. Ik kijk naar Wolfs en zie dat hij met zijn ogen rolt. Ik moet moeite doen om mijn lach in te houden. 'Ik heb het nogal druk. Een andere keer misschien.' Zo snel hij kan stapt Wolfs in de auto en ik kom naast hem zitten. 'Je kan toch best een keer iets met hem gaan drinken?' merk ik op. 'Ja daag, ik ben niet gek.' Ik schud lachend mijn hoofd en Wolfs drukt het gaspedaal in.

Alweer hebben we geen aanwijzingen gevonden. Deze complete dag heeft niks opgeleverd. Ik open de deur van De Ponti en pak de stapel brieven die voor de deur ligt op waarna ik ze op de keukentafel gooi. 'Wat wil je eten?' vraagt Wolfs. 'Maakt niet uit. Iets.' 'Oke, moet jij weten. Maar dan moet je straks niet zeuren dat je het niet lekker vindt.' Wolfs loop achter me langs en geeft me een speelse tik op m'n billen. 'Hé!' Ik zie nog net hoe Wolfs met een grijns richting de keuken loopt. Ik schud lachend mijn hoofd en ga de stapel brieven door. Een rekening, een te laat bezorgde  krant, en een paar bankafschriften. Dan blijft mijn oog hangen op en een envelop zonder tekst. Ik vouw de klep open en kijk erin. Ik voel het bloed uit mijn gezicht wegtrekken. Met trillende handen haal ik de foto's eruit. 'Wolfs?' Op de foto staat een bebloed mes afgebeeld en een tweede foto met Wolfs erop. 'Ja?' 'Kom eens.' Hij draait het gas wat zachter en loopt naar me toe. 'Wat is er schat?' vraagt hij met een grijns op zijn gezicht, maar zodra hij mijn lijkbleke gezicht ziet verdwijnt die al snel. 'Wat is er?' vraagt hij nu geschrokken en loopt wat sneller naar me toe. Langzaam draai ik de foto's om en ik zie ook zijn gezicht ook betrekken. Waarom weet ik niet precies, maar opeens stromen er tranen over mijn wangen. Het lijkt nu pas tot me door te dringen hoe erg de bedreigingen eigenlijk zijn. Wolfs neemt me in zijn armen en wiegt me zachtjes heen en weer. 'Ik wil je niet kwijt.' snik ik tegen zijn schouder. 'Je raakt me niet kwijt.' Ik begin nog harder te huilen en Wolfs fluistert lieve woordjes in mijn oor waardoor ik wat kalmeer. Eigenlijk moet ik degene zijn die hem troost in plaats van anders om. 'Je raakt me niet kwijt, echt niet.' verzekert hij me. 'Ik geloof je.' Langzaam komt mijn ademhaling weer op een normaal tempo. Wolfs neemt wat afstand en drukt zijn lippen kort op die van mij. 'Ik ga weer verder.' wijst hij naar de keuken. Ik knik, als teken dat het goed is.

Verloren - Flikken MaastrichtWhere stories live. Discover now