Hoofdstuk 2

216 10 27
                                    

De trainster loopt naar mij toe. Ze vraagt hoe het gaat, maar ze krijgt geen antwoord. Ik ben bewusteloos geraakt door de harde val. Ze controleert mijn ademhaling en hartslag. Dat is goed, maar als ik niet snel bijkom, gaat ze de ambulance bellen. Ze wacht een paar minuten, maar bij mij is het nog steeds donker. De trainster belt 112 en ze vertelt dat ik bezig was om een hele schroef te springen, maar ik erg hard ben gevallen. De mevrouw achter de telefoon vertelt dat er zo snel mogelijk een ambulance aankomt. Na een paar minuten horen de meiden sirenes. Sophie rent snel op blote voeten naar buiten, want ze wacht de ambulance op. Als de mensen van de ambulance er eenmaal zijn, gaat het in een razend tempo. Ik word door een jong meisje gecontroleerd op allerlei plekken. Ondertussen ben ik nog steeds niet bijgekomen en krijg ik wat toegediend van de ambulancebroeder. Het stofje doet zijn werk en langzaam kom ik bij. Ik kan me niks herinneren van de klap die ik heb gemaakt. Verder doen mijn rug en arm erg veel pijn. De mensen van de ambulance vertellen dat ik mee moet ter controle, maar het zweet staat mij op m'n rug en mijn handen trillen. Ik word overgeplaatst op een brancard en naar de ambulance gereden, maar toen we over een drempel reden, voelde ik een grote steek van pijn in m'n rug. De ambulance rijdt ondertussen met sirenes en gierende banden naar het ziekenhuis, en ondertussen vervaagt alles om mij heen.

De mensen van de ambulance geven mij weer wat. Na een paar minuten ben ik er weer bovenop. Het jonge meisje is nog steeds niet klaar en gaat weer verder met haar onderzoek. Volgens haar waren mijn hartslag en ademhaling op en top. Ze heeft ondertussen door dat ik erg veel pijn heb aan mijn rug en arm. Ze vertelt dat ik in het ziekenhuis gelijk naar de röntgenkamer wordt gebracht. Ze moeten zo snel mogelijk weten wat er aan de hand is. 

Een paar minuten later zijn we bij het ziekenhuis. Ik word overgedragen aan verpleegkundigen in het ziekenhuis. Het jonge meisje vertelt wat er met mij aan de hand is: harde val tijdens turnen, pijn aan rug en arm en vitale functies (hartslag, bloeddruk etc.) stabiel. De verpleegkundige knikt en neemt mij zo snel mogelijk mee naar de röntgenkamer. Ik moet stil blijven liggen terwijl er foto's worden gemaakt. Na een paar keer is het klaar. Dezelfde verpleegkundige neemt mij weer mee naar een andere kamer, maar weer rijden we over een drempel en krijg ik een grote scheut van pijn. Hier moet ik een poosje wachten, tot de uitslag van de foto's er zijn. Ik realiseer me dat ik eigenlijk niks voel. Geen pijn, helemaal niks. Het voelt wel lekker. Ik heb het idee dat het wel goed gaat en ik heb een glimlach op m'n gezicht. Opeens hoor ik wat gerommel. Er lijken mensen aan te komen: het zijn mama en papa. Ze zijn gelijk gekomen toen mijn trainster, Anna, ze had gebeld. Ze lopen snel naar mij toe en staan met hun half open. Ik ben eigenlijk helemaal niet zo geschrokken. Dat zal wel door de medicatie komen.

Na een halfuur komt een verpleegkundige binnen gelopen met de uitslag van de foto's. Ze vertelt dat mijn ellepijp in mijn linkerarm is gebroken. Ook is mijn ruggenwervel gebroken. Ze moet weten of het instabiel of stabiel is. Daarom wordt er gelijk een CT-scan van mijn rug gemaakt. Ter controle wordt er ook nog een MRI-scan gemaakt. 

Ze komt binnengelopen met redelijk goed nieuws: het is een stabiele breuk, dat betekent dat alleen de wervelkolom is gebroken. Het kan allemaal weer goed komen, maar het is een lang traject. Ik moet veel rusten en heb later ook fysiotherapie nodig. Het zal lang duren voordat ik weer zou kunnen turnen. Er loopt een traan over mijn wang en mijn stem breekt. Ik was bezig om te trainen voor het NK en Ek en dan nu dit. Mijn droom was om naar de Olympische Spelen te gaan, maar die valt nu steeds meer in duigen.



Van topsporter naar ziekenhuispatiëntWhere stories live. Discover now