Hoofdstuk 23

185 13 13
                                    

Theodora had zwijgend toegekeken hoe Maria zich uit de voeten gemaakt had. Toen het meisje de deur van barak 26 achter zich dicht liet vallen, vroeg de vrouw zich verontrust af wat er in Maria's hoofd omging. Theodora wist dat Maria het van hen vieren het moeilijkst had in Auschwitz, en dat ze elke nacht zachtjes huilde om alle droefenis in deze wereld.

"Ik heb geruchten gehoord in de fabriek," begon Theodora na een moordende stilte, "ze zeggen dat de Russen komen." 

Irma keek op. "Wie zei dat?"

"Helga, van de 42ste barak."

De Brusselse grinnikte schaapachtig. "En geloof je dat?"

"Ze moet zich toch ergens op gebaseerd hebben?" Theodora zweeg even. "Ben ik de enige die 's nachts knallen hoort in de verte, of het vuur van hun bommen ziet, of hun ronkende vliegtuigen aan de hemel opmerkt? Ik weet niet wat er buiten de hekken van dit kamp gebeurt, maar als je het mij vraagt zal er binnenkort een eind komen aan deze oorlog. De Russen zullen komen."

Eugenie drukte zich krampachtig op. "Ik heb geen vertrouwen meer in de mensheid, Dora. Niemand komt ons redden. We gaan 't nie overleven."

"Inderdaad," viel Irma haar zelfzeker bij, "we kunnen niet wachten op de Russen. Als we hier ooit weg willen, moeten we zelf actie ondernemen."

Theodora richtte haar ogen op; ze vervloekte zichzelf en wenste dat ze de tijd kon terugdraaien, dan had ze Irma nooit verteld over de Russen. Nog nooit had ze zulke stoutmoedige woorden gehoord in dit kamp. Ze loosde een zucht, leunde wat dichter naar Irma toe en fluisterde: "Hoe wil je dat klaarspelen? Zie je dan niet hoe streng er bewaakt wordt? En moeten we niet wachten op Maria om dit soort zaken te bespreken?"

"Nee," zei Irma hoofdschuddend, "Maria is akkoord. Wij hebben het hier al eens eerder over gehad."

Theodora wisselde een bezorgde blik met Eugenie, die zich op een bolletje gerold had in een verwoede poging de kou buiten te houden, en haar blik dwaalde af naar het verkreukelde velletje papier dat Maria had laten liggen op haar brits. "Denk je dat Maria dat meende?" 

Irma's gelaat plooide zich in een vragende frons.

"Ik vind dat ze zich vreemd gedraagt, de laatste dagen", ging ze behoedzaam verder. 

Irma haalde haar schouders op, maar spreken deed ze niet, en vragen waarom Theodora zich zorgen maakte deed ze al evenmin. Nagelbijtend staarde ze in de leegte.

"Ze lijkt somberder dan anders." Theodora keek fronsend naar Eugenie, in de hoop dat de Jodin haar wel van een geïnteresseerd antwoord kon voorzien, en toen hun blikken elkander kruisten, zag de vrouw iets dat ze nog nooit eerder opgemerkt had: Eugenie betoonde rode vlekken rondom haar oogkassen, haar gelaat leek het palet van de kunstenaar der somberste schilderijen. En het was toen, waarde lezer, op het moment dat ze Eugenies gezicht nauwgezet bekeek, dat Theodora besefte dat er iets grondig fout was. 

"Eugenie?" 

Toen Theodora die naam uitsprak, meende ze te zien hoe Eugenie vanbinnen brak. De Jodin keek op en haar vochtige, donkerbruine, wijd opengesperde ogen staarden doods naar de duisternis over Theodora's schouder. "Wa als ik de reden ben van Maria's somberheid?" vroeg ze met bevende stem. 

Hoe langer dit geheimzinnige gesprek voortging, des te meer raadselen traden tevoorschijn uit de schaduwen. Theodora sloeg het gezicht van Eugenie aandachtig gade. Wat was hier in godsnaam aan de hand? Haar blik dwaalde af naar de scharlaken vlekken op de armen van de Jodin. Onverklaarbare vlekken, vermoeidheid, geen eetlust. Dit had Theodora al eens eerder gezien, bij één van de andere arbeidsters in de fabriek, eerder die winter. Enkele dagen later was de vrouw er niet meer.

Het Geslacht Vuil GatWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu