22

6 1 0
                                    


Volg je dromen en idealen toch?

Nou, dat zal mij dus nooit gaan lukken. Waarom was ik ook zo naïef? Waarom? Ik zou beter moeten weten. Ik zou moeten weten dat John natuurlijk niet alleen hier was. Wanneer ik de straat uit was gelopen- of eerder uit was gestrompeld- Stond er zowat een heel leger op mij te wachten. Helemaal gewapend en klaar voor de aanval. Natuurlijk heb ik geprobeerd om te rennen, maar achter mij stond John al, die heel romantisch onze polsen aan elkaar vast boeide. Nu zitten we hier, in een zwarte bus, met vijf andere soldaten die allemaal een geweer vasthouden. Niemand praat en het enige wat je hoort is de radio bij de bestuurder die we niet kunnen zien. Af en toe rijdt de bus over een hobbel heen en hoor je alle wapens tegen elkaar aan kletteren. Mijn wond is ondertussen niet gestopt met bloeden en mijn mond loopt langzaam vol. Zonder enige gêne spuug ik de inhoud op de vloer van het busje. Alle soldaten verstijven en richten hun geweren op mij. Ik ontbloot mijn rode tanden en lach sarcastisch. John vindt het echter niet zo grappig en duwt mij hard tegen de wand van de bus aan. Zijn stem fluistert zachtjes in mijn oor. 'Als je zo doorgaat ga ik je niet meer helpen.' Een lange pauze tussen de woorden door zorgen ervoor dat ik kippenvel krijg. 'En als ik je niet meer help, schieten zij je door je kop heen.' Hij gaat weer achterover leunen en de soldaten laten hun geweren zakken. Langzaam ga ik weer op mijn plek zitten. Toch blijkt de waarschuwing van John niet te hebben geholpen want er verschijnt een brede grijns op mijn gezicht. Mijn gezonde verstand zou mij graag een klap willen geven. 'Leuk hè?' Mijn stem galmt door de bus heen. 'Net zoals in de oude tijd.' Ik kijk naar John, wiens blik een heel verhaal verteld- Waarschijnlijk over de manieren hoe je mij kunt doden- En bijna in staat is om mij een klap te geven. Ik wend mijn blik af en kijk naar de soldaten. 'Jullie kunnen mij niets aandoen.' Ik haal mijn hand door mijn haren. 'Ik ben jullie laatste redding. Zonder mij.' Ik wijs trots naar mezelf. 'Zijn jullie verdoemd.' Ik lach hardop, dat vervolgens overgaat naar een hoest. Mijn keel brand, maar ik ben er eerlijk gezegd al gewend aan geraakt. Ik verander van onderwerp. 'Hoe oud zijn jullie eigenlijk?' Ik wijs naar de soldaat die voor me zit. Zijn gezicht verbleekt wanneer hij doorheeft dat ik het tegen hem heb, maar hij blijft stil. 'Oké.' Zeg ik vermoeid. 'Als jullie het niet willen vertellen ga ik het maar gokken.' Ik wijs naar de jongen die voor mij zit. '22.' Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes, duidelijk geïrriteerd. 'Of zit ik fout?' Ik leun naar voren, de soldaat verroert zich niet. 'Of je bent een robot.' Ik grijns. 'Alleen robots volgen bevelen van een idioot.' Ik verwacht een reactie van John, maar in plaats daarvan reageert de soldaat, met een harde stoot tegen mijn kaak aan. Een harde pijnstoot schiet door mijn hoofd heen en ik ga weer achterover leunen. Mijn blik kruist met die van John. Hij kijkt me boos aan en probeert mij in stilte te waarschuwen. Vervolgens kijk ik weer naar de soldaat, die eindelijk emoties laat zien. Zijn schild is gebroken. Mooi. 'Ah, kijk.' Ik grijns met hevige pijn in mijn kaak. 'Je hebt toch nog emoties!' Ik laat mijn hoofd achterover tegen de muur van het busje vallen. Een zachte bonk is hoorbaar. 'Mooi.' Zeg ik. 'Dan is er toch nog een greintje mens in je overgebleven.' Ik sluit mijn ogen. 'Geloof niet alles wat ze zeggen soldaat.' Een zachte hoest komt uit mijn keel. 'Twijfel aan alles.'

De rest van de rit zitten we in stilte. De soldaat die voor me zit probeert mijn oogcontact te vermijden, waardoor ik het onbewust steeds vaker op zoek. John daarentegen doet er alles aan om mij in bedwang te houden, hij weet dat ik mijn mond niet dicht kan houden wanneer ik mensen wil irriteren. Hij weet dat ik manipulerend ben. Ik draai me naar hem om. 'Spierbundel.' Zeg ik. John draait zich om, natuurlijk reageert hij op die bijnaam. De soldaten wisselen blikken naar elkaar uit. Waarschijnlijk hebben ze nog nooit van die naam gehoord. 'Waar gaan we naartoe? Het slachthuis?' Ik trek aan de boeien. 'Of gaan jullie mij weer terug brengen naar de gevangenis?' Ik laat mijn hoofd weer achterover vallen en ik kijk John vanuit mijn ooghoek aan. Zijn blauwe ogen staan duidelijk geïrriteerd. 'We gaan informatie uit je halen.' Zijn stem is ruw, waardoor ik het gevoel krijg dat ik daadwerkelijk naar een slachthuis wordt gebracht. 'Dat kan toch ook hier?' Ik kijk John weer aan. 'Daarvoor hoef je echt niet naar de andere kant van de wereld te rijden hoor.' Ik staar naar het plafond terwijl het busje over een hobbel rijdt. De wapens kletteren weer tegen elkaar aan. Wanneer ik mijn ogen weer sluit, voel ik een warme hand op mijn rechterschouder. John kijkt me dwingend aan. 'Meen je dat?' De woede is uit zijn ogen verdwenen en heeft plaats gemaakt voor hoop. Ik knik. 'Wat heb ik te verliezen?' Ik kijk hem recht in zijn ogen aan. 'Niets toch? Jullie hebben mij alles al afgenomen.' Ik haal mijn schouders op. 'Maar onthoud dat ik niet aan jullie kant sta.' Mijn blik valt weer op de soldaat voor me, zelfs hij kijkt mij hoopvol aan. Ik kijk weer naar John, het valt me nu pas op dat hij zijn baard heeft getrimt. Het is niet veel korter, maar je kan het wel zien. 'Levi.' Hij pakt mijn schouders vast. 'Alsjeblieft, vertel het ons. Nu.' Hij knikt naar een van de soldaten, die vervolgens een apparaat pakt en op een knopje drukt. Ik denk dat hij dit gesprek nu opneemt. Ik schraap mijn keel waardoor ik nog meer bloed op voel komen. 'Oké.' Ik kijk de bus rond. Iedereen houdt zijn adem in. 'Ze is van plan, en gaat, een EMP inzetten op de wereld.' Er valt een stilte. Ik ga rechtop zitten. 'Iedereen die dan zijn telefoon gebruikt en ermee belt, krijgt een shock die sterk genoeg is om je te doden.' Ik kijk naar John, die mij met grote ogen aankijkt. Hij is niet de enige, iedereen is geshockeerd. Na vijftien seconden doorbreekt John de stilte. 'Wanneer wordt de EMP ingezet?' Ik schud mijn hoofd. 'Volgende week dinsdag.' Mijn stem is zacht. 'Je kunt het niet stoppen John. Niemand kan dat.' Ik kijk hem aan. 'Je kunt háár niet stoppen. Ze is gestoord.' Ik gooi mijn hoofd weer achterover. Deze keer is er een harde bonk te horen. Het dreunt door in mijn hoofd terwijl het koude metaal de pijnlijke plek raakt. Ik begin te lachen. 'Geloof me John.' Ik sis van de pijn wanneer ik bloed in mijn mond voel. 'Ik heb er minstens drie uur over gedaan om uit dat schip van d'r te ontsnappen. De eerste poging deed ik er zelfs een hele dag over. Het is een doolhof daar.' Ik sluit mijn ogen en ik voel een warm gevoel over mijn kin heen lopen. Volgens Mij is het een druppel bloed, maar het kan net zo goed een traan zijn. Ik weet het niet meer. Ik weet niets meer. Wat is er van mij geworden? Een paar dagen geleden wist ik overal het antwoord nog op, nu heb ik het gevoel dat ik in het donker loop. Sinds dat Umi 's werelds grootste terrorist is heb ik geen idee meer wat ik moet doen en wie ik moet zijn. Ben ik nog wel "Kwaadaardig slecht"? Of ben ik zachter gemaakt? Mijn hart bonkt in mijn borst en ik voel misselijkheid opkomen. Ik had overal een plan voor. Ik had mijn ontsnapping gepland en het leven daarna. Nu weet ik niet eens wat ik morgen ga doen. Ik zucht. John klopt op mijn schouders waardoor ik een hoestbui krijg. 'Dank je knul.' Zegt hij trots. De soldaat drukt weer op het knopje en stopt het apparaat weer in zijn zak. Iedereen lijkt opgelucht. Ik voel daarentegen precies het tegenovergestelde. 'Wat gaat er nu met mij gebeuren?' Ik kijk naar John en voel de moed in mijn schoenen zakken. Zijn blik zegt dat hij het ook niet weet. Ik voel paniek opborrelen en begin me los te wurmen. 'Nee.' Zeg ik snel. 'Nee. Nee!' Ik probeer op te staan en ik hoor alle wapens klikken. 'Wat jullie ook van plan zijn, ik doe niet mee!' Ik probeer de boeien los te krijgen, wat natuurlijk onmogelijk is. John rukt zijn hand naar zich toe waardoor ik mee zijn kant in wordt gesleurd. Hij legt zijn hand in mijn nek en drukt zijn voorhoofd tegen die van mij aan. 'Ik weet dat je het moeilijk vindt.' Zegt hij met een lage stem. 'Maar we hebben geen andere keus.' Hij laat mijn nek weer los. Ik sta midden in het busje, iedereen zit op hun plaats met hun wapens op mij gericht. Gaan ze me neerschieten? Nadat ik hun had geholpen. Ik kijk naar John, die mij verdrietig aankijkt. Ik kijk naar de boeien en dan weer terug naar John. 'John.' Ik begin te trillen. 'Wat je nu van plan ben, doe het niet.' De bus rijdt over een hobbel heen en ik verlies bijna mijn evenwicht. 'Doe. Het. Niet.' Ik wil een stap achteruit doen, maar dat gaat natuurlijk niet. Ik zit vast aan de sterkste man ter wereld met vijf gewapende soldaten om mij heen. Ik schud hevig mijn hoofd. 'J-John.' Achter mij hoor ik geritsel. De soldaat die voor me zat is nu opgestaan en staat nu voor mijn neus. Zijn wapen in zijn hand. 'Het spijt me knul.' John's stem klinkt zacht. Alsof hij tegen een stervend dier praat. Opeens voel ik de druk om mijn rechterpols verminderen en ik hoor gerinkel op de achtergrond. John heeft de boeien losgemaakt. Ik kijk hem verbaasd aan. Wat is er aan de hand? Opeens gaan de deuren van het busje open en maakt de auto een scherpe bocht, de soldaat, die net nog achter mij stond, geeft me een harde duw. Met een vaart val ik de bus uit en raak ik de harde grond met mijn handen. Ik maak een koprol om de vaart te verminderen, maar ik blijf doorrollen. Wanneer ik met een harde dreun tegen een paal aankom lig ik stil op de grond. Mijn rug schreeuwt van de pijn. Ik staar naar de wegrijdende bus. John staat in de deuropening terwijl hij iets schreeuwt. 'Het spijt me knul.' En vervolgens trekt hij de deuren dicht. Het busje rijdt in het donker verder. Hebben ze mij nu achter gelaten? In een bos? Op de achtergrond hoor ik water stromen. Wanneer ik me omdraai, zie ik de zee achter de bomen schuilen. Het is bijzonder om te zien, de bomen die over de zee heen buigen. Ik sta met moeite op terwijl ik naar mijn pols grijp. De boeien hebben een rode plek achtergelaten en hangen nog steeds aan mijn polsen. De metalen smaak vult mijn mond weer en ik spuug het uit. Een boomstronk kleurt helemaal rood door het bloed. Een rilling loopt over mijn rug heen. Ze hebben me weer aan mijn lot overgelaten. Top. Helemaal top dit.

Nu moet ik vluchten voor Umi, John en iedereen die de prijs op mijn hoofd wilt hebben.

Superheld of superschurk?Where stories live. Discover now