Hoofdstuk 20

247 14 0
                                    



De volgende ochtend word ik wakker gemaakt door Aicha. Ze vraagt of ik haar haren wil kammen en vlechten. Ze vertelt mij dat de moeders van haar vriendinnetjes dat doen. Elke keer vertelt ze mij wel wat over andere moeders en dat ze haar vriendinnen mist. Dat ze school mist. Dat ze het niet leuk vindt dat ze constant thuis is en alleen in de tuin kan spelen, maar niet naar een speeltuin kan gaan. Elke keer doet het mij opnieuw pijn. Ik ben van plan om met Ali te praten hierover. Ze is ten slotte leerplichtig. We lopen naar beneden om te gaan ontbijten. Ik zie een heel uitgebreid ontbijtje dat klaar gemaakt is.
'En? Wat vind je er van?' Hoor ik Ali pronkend vragen.
'Niet slecht voor iemand als jij.' Zeg ik, terwijl ik er om moet lachen.
Ik schuif aan tafel en begin met een gekookt eitje. De eieren zijn half gekookt. Precies zoals ik het lekker vind om te eten. Ik kijk hem aan. Dit kon hij toch niet weten? 'Het zal wel', denk ik bij mezelf.
Hij schenkt jus d'orange voor ons allemaal in en dan blijft hij mij even aankijken. Ik begin me een beetje ongemakkelijk te voelen. Waar ben ik mee bezig? Deze man heeft mij van alles aangedaan en ik zat hier dan aan tafel met hem en zijn dochter alsof we een gezin zijn.
'Ik ben misselijk, sorry.' Zeg ik en sta op. Ik loop weg naar de badkamer. Ik doe de deur op slot, loop naar de spiegel en kijk naar mezelf. Waar ben ik allemaal mee bezig? Hoe kan ik alles vergeten en zo vredig met hem aan tafel ontbijten? Dit is niet het leventje dat ik wil leiden. Nee, ik moet hier een punt achter zetten. Maar hoe? Hoe kan ik hem overhalen? Gaat het me lukken van hem af te komen of zal ik hier de rest van m'n leven moeten blijven? Ik wilde geen bepaalde band krijgen met Ali. Hij zal altijd de grootste oorzaak zijn van het verlies van mijn kind. Of was dit echt de schuld van Yassir? Ik weet het zelf allemaal niet meer. Één ding is zeker;  beide zal ik nooit vergeven. Ik kleed me uit en stap onder de douche. Opnieuw moet ik huilen, terwijl ik terug denk aan alles wat er is gebeurd. Na het douchen stap ik weer mijn bed in. Pak mijn laptop en installeer alles. Daarna begin ik me in te schrijven voor een woning. Ik begin een mail op te stellen en te vermelden dat het best urgent is en leg de situatie een beetje uit. Ik hoop dat het me lukt zo snel mogelijk een woning te vinden. Hier ga ik niet kunnen blijven leven.

Vandaag past Ali zelf op Aicha, zodat ik kan rusten na alle ellende van gisteren. Eigenlijk heb ik de rest van mijn leven rust nodig.
Ik vraag hem of ik een paar dagen naar mijn tante kan gaan. Ik vertel hem dat ik het best nodig heb.
'Je gaat nergens heen. Het is buiten niet veilig voor jou.' Zegt hij.
'Niet veilig? Bij jou ben ik nog onveiliger dan buiten.' Zeg ik op een botte manier. Hij kijkt mij aan en ik zie aan zijn blik dat mijn woorden hem hebben geraakt. Nu ik toch al bezig ben, wil ik meteen een vraag stellen die mij al langer dwars zit.
'Waarom mag ik eigenlijk geen contact leggen met Mounaim?' Vraag ik.
'Je mag zijn naam niet eens uitspreken.' Zegt hij geïrriteerd.
'Hoe bedoel je? Bepaal jij dat ook nog eens?' Vraag ik hem dan.
'Wollah Noor, niet doorgaan. Maak mij niet ziek, nu er niks aan de hand is.' Zegt hij en slaat met zijn vuist op de tafel.
'Ik ben het zat. Ik ga naar buiten om te wandelen. Ik heb frisse lucht nodig.' Zeg ik.
'Je gaat helemaal nergens heen. Daar is de tuin.' Schreeuwt hij.
'Ben je gek geworden? Het lijkt wel een gevangenis hier. Je gedraagt je alsof ik je bezit ben. Ik kan niet eens fatsoenlijk ademen als jij dat niet wilt. Wat wil je nou nog van mij? Ik doe alles wat je zeg! Maar je hebt mij beloofd mij een beetje vrijheid te gunnen! Dit was niet de afspraak!' Schreeuw ik terug. Of ik dit goed doe, weet ik niet, maar ik heb geen geduld meer. Ik trek het niet meer. Het is goed geweest zo. Genoeg is genoeg.
Ali schrikt een beetje van mijn reactie. Het doet hem blijkbaar wel wat. Voorheen zou hij er schijt aan hebben, maar dit keer schrikt hij er echt van.

Ik loop weg. Pak mijn tas en trek mijn schoenen aan.
'Waag het niet achter mij aan te komen!' Zeg ik en loop naar de voordeur.
Hij komt achter mij aan en trekt aan mijn arm.
'Noor, laat me geen dingen doen waar ik achteraf spijt van zal krijgen. Probeer mij niet uit! Als het moet, word je zelfs mijn vrouw!' Schreeuwt hij.
'Waar heb je het over! Jouw vrouw zal ik nooit worden. Haal het ook maar niet door je hoofd!' Schreeuw ik naar hem.
Dan geeft hij mij een klap. Dit zag ik niet aankomen.
'En ik maar denken dat je veranderd bent. Ik ben gewoon dom.. Hoe kan iemand als jij goed zijn. Hoe kan ik gedacht hebben dat jij ook een mens bent met gevoelens en dat je kunt veranderen. Jij zal altijd een slecht mens blijven.' Zeg ik en wil de voordeur open doen.
Dan pakt hij mij weer vast en drukt mij tegen zichzelf aan.
'Noor, je gaat nergens heen. Als jou wat overkomt, kan ik niet leven. Ik zou voor jou zelfs door het vuur gaan. Wollah ik kan er niks aan doen, maar ik houd van je.' Zegt hij dan.
Ik probeer hem van me af te duwen, maar hij is te sterk en laat me niet los. Ik voel hoe hij aan mijn haren ruikt. Ik walg er van.
'Weet je wat houden van is? Wat jij doet, is niet houden van mij. Hoe kan je nou aanzien hoe de persoon van wie je houdt helemaal kapot gaat? Hoe kan je de persoon van wie je houdt ongelukkig maken? Hoe kan je het uberhaupt toelaten dat de persoon van wie je houdt ongelukkig is door jezelf?' Vraag ik hem.
Hij is stil en antwoordt niet.
'Ik kan jou precies vertellen wat houden van iemand is, maar of je het zal begrijpen, is een ander verhaal. Denk maar niet dat ik ooit van jou zal gaan houden. Ik heb ooit geprobeerd van een andere man te houden en geloof mij dat is me niet gelukt. Dus laat staan dat ik van iemand als jij kan gaan houden.' Zeg ik en op dat moment laat hij mij los.
'Ewa, ga. Ga naar waar je heen wilt. Ik laat je gaan' Zegt hij dan.
Ik kan het niet geloven.
'Zodra je dit huis verlaat, bega je zo een grote fout hè, Noor. Je gaat zo erg spijt krijgen. Yallah, ga maar. Of je blijft hier en er gebeurt niks of je gaat nu weg en zal de rest van je leven spijt krijgen.' Gaat hij verder.
Ik kom gewoon niet van hem af. Ik kan niet weg gaan. Ik ben zo bang dat hij Mounaim of mijn familie wat aan zal doen. Opnieuw rollen de tranen over mijn wangen en voel ik steken in mijn hart..

'Wil je naar buiten? Safi, we gaan met z'n drieën.' Zegt hij.
'Laat gaan. Ik ga niet mee. Ik blijf wel thuis.' Zeg ik.
'Je hebt geen keus, Noor. We gaan uiteten vandaag. Ga je omkleden.' Zegt hij.
'Ik hoef me niet om te kleden. Het is goed zo.' Zeg ik. Ik wil totaal niet gaan, maar ik weet dat ik geen keus heb. Mezelf verzetten lukt helemaal al niet. Hij is in staat alles te doen.
Ik ga naar Aicha toe om haar klaar te maken. Na een half uur staan we klaar. We lopen naar beneden en Ali staat ook al klaar.
We lopen naar de auto en ik stap met Aicha achterin in. We rijden ongeveer 40 minuten. We komen aan bij een restaurant. We lopen naar binnen en gaan dan zitten. De naam van dit restaurant komt me bekend voor. Dan herinner ik me het. Dit is het restaurant van de broer van Mounaim! Hij liet mij foto's zien van de opening destijds. Dit kan Ali me niet aandoen! Hij heeft mij hier willens en wetens gebracht, ik weet het zeker. Ik zie een man in een pak bij de ingang ons aankijken en meteen richting de keuken lopen. Even later zie ik Majid (broer van Mounaim) naar ons toe lopen. Ik word helemaal rood en kan geen woord zeggen. Wat is dit voor spel?
Majid komt naar ons toe en Ali staat op.
'Ewa, ik moest wel een stap zetten toch. Er is niet voor niks wapenstilstand.' Zegt Ali.
Ik merk dat Majid zich eraan ergert, maar er zijn te veel gasten in het restaurant. Hij houdt zich met moeite in.
'De jongens helpen jullie verder.' Zegt hij en loopt dan weg. Ik wil niet meer eten. Misselijkmakend is wat Ali doet. Ik ben woedend, maar kan niks doen. Ik krijg tranen en wil niks bestellen.
'Je gaat eten.' Zegt Ali. Zijn blik zegt genoeg. Ik bestel een salade en water. Nadat ons eten is gekomen, eet ik met moeite.
We zijn een uur verder en het lijkt alsof Ali opzettelijk heel traag eet.
Mounaim komt het restaurant binnen gelopen. Even lijkt alles om mij heen stil te staan en zie ik hem alleen lopen. Hij stopt en kijkt mij dan aan. Hij krijgt tranen en ik zie aan hem dat hij hier het liefst op dit moment alles wil slopen. Ik probeer niks te laten merken, want Ali zou hem en mij afmaken. Met pijn in mijn hart probeer ik niks te laten merken..

Mounaim: Mijn broer belde mij op en zei dat ik naar het restaurant moest komen. Ik wist nog van niks tot ik hier aan kwam. Hij wilde dat ik 'iets' met mijn eigen ogen zou zien. Soms geloof je iets pas wanneer je het met je eigen ogen hebt gezien. Wanneer je het hoort, zal je het niet geloven. Puur omdat het je niet uitkomt. Dit moest ik dus echt met mijn eigen ogen zien. Zelfs op dit moment wil ik het niet geloven, maar het is maar dat ik hier nu sta. Dit was dus de reden dat hij niet wil dat ik bij haar in de buurt kom. Zij is dus samen met hem.. Met mijn aardsvijand. Moet ik hem nu kapot maken? Bij wie moet ik beginnen? Nee.. Ik zou dit niet kunnen. Zelfs in deze situatie zou ik Noor niks aan kunnen doen. Mijn liefde tegenover haar is te groot. Er moet een reden voor zijn. Het liefst wil ik nu naar haar toelopen en aan haar vragen of ze mij dit serieus heeft kunnen aan doen. Ik ging elke dag opnieuw dood, puur omdat ik niet wist hoe het met haar ging. Hoe kan ze mij dit aan doen? Nog wel naar het restaurant van mijn broer komen. Hoe had ze dit kunnen doen? Noor kan mij dit niet aan doen. Er moet een reden voor zijn. Nee, mijn hart gaat dit niet aan kunnen. Ik kan dit hier niet bij laten. Ik moet het weten. Niks kan me schelen, ik kan niet weggaan zonder te weten wat er speelt. Ik loop naar ze toe...

WraakWhere stories live. Discover now