Hoofdstuk 10

268 15 0
                                    


Mounaim: Ik werd gebeld door een onbekende beller. Meteen neem ik op. Ik wachtte al urenlang op een telefoontje van Majjid (mijn broer), maar ik hoorde niks van hem. Ik hoopte dat hij het was.

'Yo.' Zeg ik.
'Hey maat, met Nicolas.' Reageert hij.
Nicolas is een hele goede vriend van mijn broer.
'Hey bro, heb je wat gehoord van mijn broer?' Vraag ik. In mijn stem klinkt afkeer. Het is niet bepaald een persoon die ik mag.
'Ja, hij is met mij. Ik ga je een locatie sturen. Kom daar heen.' Antwoordt hij.
'Ewa, is goed. Ik kom eraan.' Zeg ik en hang op.
Ondanks dat Nicolas een goede vriendnvan mijn broer is, blijf ik altijd twijfelen aan hem. Ik kan hem nooit peilen. Het is en blijft in mijn ogen een mysterieus persoon.

Ik rijd naar de plek toe. Het is in een woonwijk. Ik kom aan bij het adres en zie dat alle rolluiken van het huis waar ik moet zijn omlaag zijn. Dan bel ik aan en een grote man doet open. Ik ben zelf 1.92 meter. Deze man is zeker 2 meter. Hij kijkt mij goedkeurend aan en zegt dan 'Kom naar binnen broer.'
Ik volg hem de trap op naar boven. We stappen een kamer binnen en ik zie mijn broer daar.
Wat was er gebeurd met hem? Ik krijg een rilling over heel mijn lichaam.
Hij heeft brandplekken op zijn gezicht. Met een schok loop ik naar hem toe.
'Wie heeft dit gedaan? Ik ga diegene zelf aanpakken. Zijn het de mannen van Ali?' vraag ik hem.
'Ga zitten Mounaim, je gaat niks doen. We houden jou er buiten. Dat heb ik je allang verteld.' Zegt hij.

Ik kan niet op mijn plek blijven staan en loop rond in de kamer.
'Heb je een plan?' Vraag ik.
'Nee, nog niet. Ewa, we moeten alert zijn en dit op de juiste manier aanpakken. Je weet, we hebben familie en er zijn veel kleine kinderen. Deze mannen kennen geen genade.' Zegt hij met een schorre stem.
Ik merk aan mijn broer dat hij heel gespannen is. Ik vraag me af wat ze van plan zijn. Mijn broer kennende zal ze harder terug pakken. Ik zie een raadselachtig glimlachje op zijn gezicht verschijnen. Dit was geruststellend voor mij. Ik verlaat het huis en ga naar een klein eethuis in de buurt. Ik eet wat en ga daarna naar huis.

Ik plof neer op de bank. Dan begin ik te denken aan Nouhaila. Het was moeilijk voor mij om te accepteren dat zij er niet meer was. Ik denk na over alles. Over mijn familie, over Noor. Hoe had alles zo ver kunnen komen? Het is geen makkelijke tijd. Het leven is hard, heel hard.. Ik moest sterk blijven. Het leven heeft mij geleerd om zelf hard te zijn. Er komt een dag dat alles goed gaat komen. Ik geloofde er in.

Yassir verblijft in een hotel. Hij is gered door een paar mannen. Zelf weet hij niet wie deze mannen zijn en waarom ze dit hebben gedaan. Het interesseerde hem ook vrij weinig. Als hij maar veilig is. Niemand interesseerde hem. De mannen van Ali en Mounir zijn op zoek naar hem. Het boeide hem niet dat anderen in gevaar zouden zijn door hem.
Hij belt zijn zus op en vraagt haar om geld. Als ze het niet regelt, dan zullen ze hem vermoorden, vertelt hij haar. Zijn zus Souhaila heeft altijd al een zwak voor hem. Hij wist dat hij het geld bij haar kon krijgen.
'Geef mij 2 dagen Yassir. Jou mag niks overkomen. Mama en wij zullen zo een verlies niet kunnen verdragen na de dood van papa.' Zegt ze.

Noor: Aangekomen bij mijn tante neem ik meteen een warme douche en stap mijn bed in. Ik wil aan niks denken, sluit mijn ogen en meteen val ik in slaap. De volgende ochtend worden we verrast wakker met de zon die schijnt. De lucht is weinig bewolkt. Zelfs dit weer kon mij geen glimlach bezorgen als de stem van mijn tante in de ochtend. Ze roept mij naar beneden om te ontbijten. Ik loop naar de badkamer, fris mezelf op en loop snel naar beneden. Ik geef mijn tante een stevige knuffel. Wat houd ik toch van deze vrouw! Zij is mijn alles op dit moment. Haar warmte doet mij elke keer denken aan mijn moeder.
'Ik heb voor jou je lievelings ontbijt klaar gemaakt.' Zegt ze met een lach op haar gezicht.
Brood in ei gebakken. Heerlijk! Ik wilde vandaag aan niks denken. Ik wilde een dagje met mijn tante doorbrengen en over niks praten van wat er is gebeurd in de afgelopen tijd.

'Lieverd, je oom komt vandaag terug uit Marokko.' Zegt ze dan. Ik kijk haar aan met een geforceerde glimlach. 'Ow tante! Wat ben ik blij voor je.'

Natuurlijk ben ik blij voor haar, maar dat betekende wel dat ik weer terug naar huis moest gaan.
'Je kan hier gewoon verblijven zolang als je wilt. Dat weet je hè, lieverd?'
'Ja, tante. Dat weet ik zeker, maar het is beter voor mij en voor jullie dat ik naar huis ga.' Zeg ik.
We zijn even stil en eten ons ontbijt op.
'Ik wil je ergens heen brengen, zodat we kunnen ontspannen.' Zeg ik.
'Met jou ga ik overal naar toe, mijn kind!' Zegt ze enthousiast.
We gaan naar een Thaise massage salon en daarna neem ik haar mee uiteten. Zo gaat ons dagje voorbij. We denken aan geen enkele negatieve gebeurtenis en praten er niet over. Het voelt als vroeger. Toen deden we ook altijd leuke dingen samen. Nooit heeft zij mij het gevoel gegeven dat ik zonder moeder ben opgegroeid. Zij was mijn moeder geworden.

We komen aan bij haar thuis. Ik begin mijn spullen in te pakken.
'Lieverd, blijf alsjeblieft Noor. Ik wil dat je blijft, mijn kind.' Zegt ze en kijkt mij met een bezorgde blik aan.
'Ik weet het tante, maar aub maak je geen zorgen om mij. Alles gaat goed komen in sha Allah (met de wil van god).'
Ze knikt goedkeurend uit eindelijk. Het is tijd om afscheid te nemen. We omhelzen elkaar en ik geef haar een kus op haar voorhoofd.

Onderweg naar huis voel ik de tranen weer over mijn wangen rollen. Ik heb een advocaat nodig. Ik moet scheiden van Yassir en ik wist het zeker. Ik zou hier niet eens over nadenken. Ik kan en wil niet meer met hem leven. Hij heeft mij zo veel aangedaan. Ik zou dit nooit meer kunnen vergeten. Ik voelde de pijn diep in mij.
Wie had ik nu nog in mijn bijzijn? Niemand meer. Voor wie of wat moest ik nog leven? Opnieuw dacht ik er aan om een einde te maken aan mijn leven. Ik had geen reden meer om te leven.
Plots zie ik wat op de weg. Ik trap kei hard op de rem. Dit was even een schrik. Het is een hond dat de weg overstak. Even dacht ik opnieuw na over het leven en de dood. Ik dacht terug aan mijn tante en aan alles wat ik heb meegemaakt. Nee, ik kon niet zwak zijn. Ik zou strijden voor mijn geluk. Ondanks dat ik nog weinig mensen om mij heen heb.

Aangekomen in mijn straat zie ik een auto opeens voor mij rijden en die stopt. Achter mij komt nog een auto. Er stapt een man uit. Ik doe mijn deur op slot. De man is gemaskerd. Hij loopt met een wapen richting mij. Hij richt het pistool op mij en ik hoor hem 'open die deur' zeggen. Ik doe de deur open en ik kan geen woord zeggen. Ik voel mijn hartkloppingen heel snel gaan. Mijn spieren trekken samen. Ik word meegenomen door deze mannen. Ik weet niet naar waar. Ik zie een doekje in zijn hand en dan richt huj het op naarmond.

De volgende ochtend word ik wakker in een kamer. Het is een lege kamer. Het raam is dicht getimmerd met hout. Mijn hoofd bonkt van de pijn. Dan hoor ik gepraat achter de deur. Ik versta ze niet. Ze blijven een paar minuten praten en dan hoor ik voetstappen. De mannen gaan weg. Waar was ik en wie waren deze mannen? Wat wilden ze van mij?

WraakWhere stories live. Discover now