• Hoofdstuk 05 •

169 8 0
                                    


 Het witte licht loste op in een omgeving. Een grote zaal, prachtig versierd met tekeningen van bladgoud en wit marmer en schilderijen van adellijke personen aan de muren. Een kamer geschikt voor een koning. Maar de geladen sfeer die in de kamer hing, paste niet bij al het moois dat ze zag. Het was iets donkers, iets ... niet goed.

"Wat doe jij hier, man?" Maxine had niet doorgehad dat er nog andere mensen in dezelfde kamer aanwezig waren. Ze draaide zich bliksemsnel om, bang dat de persoon die sprak het tegen haar had. Ze draaide zich om ... naar de bron van de donkere sfeer.

Voor haar zag ze een set zetels, in een donkergroen dat ooit misschien mooi bij de rest van het interieur had gepast, maar nu iets akeligs aan de ruimte gaf. Als om het kwaad te benadrukken. Haar aandacht werd meteen getrokken naar de vrouw die met elegant over elkaar geslagen enkels op het uiteinde van de zetel zat.

De Slechte Koningin.

De vrouw was ontzettend mooi, met glanzend ravenzwart haar opgestoken in een ingewikkeld kapsel en bloedrode lippen. Haar kledij was niet helemaal zwart, zoals Maxine verwacht had. Nee, in plaats daarvan droeg ze een zachtroze japon die op het eerste zicht te eenvoudig leek, maar na een tweede blik gemaakt bleek te zijn uit duizenden minuscule pareltjes. Een verrassende keuze, voor iemand die macht wou uitstralen. Maar was onschuld niet de grootste macht die er bestond?

Als het niet voor haar donkere aura was, had Maxine nooit kunnen raden dat deze vrouw slecht kon zijn. Het was pas toen haar blik op de zwartomlijnde ogen viel dat ze de wreedheid opmerkte, een wreedheid die zelfs het meest onschuldige uiterlijk niet kon verbergen. Iets wat haar vermoedens alleen maar bevestigde.

Jep, dat was zeker de Koningin.

"Dat meen je niet! Ik heb echt geen hulp nodig, en al zeker niet van hém." Het laatste woord werd er als het ware uitgespuwd.

Bij die woorden merkte Maxine pas de twee andere mannen in het vertrek op. Één van de twee stond slechts enkele meters naast haar; hij was degene die had gesproken met zoveel minachting voor de andere man.

Met een schok realiseerde ze zich dat ze haar niet konden zien, want de man – of jongen – keek dwars door haar heen naar de deur, waarnaast een in de schaduwen gehulde man tegen de muur geleund stond. Maxine kon zijn trekken onmogelijk onderscheiden – behalve zijn ogen, die gloeiden als maanlicht - en gaf het al snel op toen haar aandacht teruggetrokken werd naar de jongen naast haar.

Hij kon niet zoveel ouder zijn dan zijzelf, misschien een tweetal jaar. Hij had vreemde, donkerbruine ogen die altijd waakzaam, maar nu vooral spottend leken te staan, en dezelfde chocoladebruine huid en gitzwarte haar als zijn moeder. Het zag eruit alsof hij al een hele tijd de moeite niet had genomen om het te knippen, maar op de een of andere manier stond hem wel. Hij was al net zo knap als zijn moeder, en ... Ze herkende hem. Maar waarvandaan?

De jongen vervolgde zijn tirade, half gericht tegen de koningin, half tegen de mysterieuze man in de schaduw. "Ik heb hier jarenlang voor getraind, mam." De zoon van de Koningin. "Ze vormen geen bedreiging voor mij." Hij stootte een kort lachje uit. Het was een bijna komisch gezicht, hoe hij zo gefrustreerd raakte, als een kind dat zijn zin niet krijgt.

De Koningin slaakte een zucht en kneep in haar neusbrug; ze was de driftbuien van haar zoon duidelijk meer dan beu. Maxine kon haar geen ongelijk even. "Luister, Alexander. Om te beginnen ben jij de enige troonopvolger, dus is het belangrijk dat je niets overkomt. Ten tweede, heb je eigenlijk wel een idee over wie we het hier hebben?" Ze telde op haar vingers. "De Beschermer, die alles zou doen wat in haar macht ligt je van haar weg te houden. Die bandiet, één van de beste wapenmeesters die dit land ooit gekend heeft. En niet te vergeten, Zij. Ze is nog niet in contact gekomen met haar magie, maar dat zal niet lang meer duren."

Met een schok kwam Maxine tot de realisatie dat ze het over hen hadden. Over Alizah, Lucas en zijzelf. Waren ze een aanval aan het beramen?

Ze moest de anderen waarschuwen.

Half aan het panikeren keek ze in het rond, op zoek naar een weg uit waar-ze-ook-was. Ze sloot haar ogen, probeerde zich te concentreren op de auto, op de muziek, op het gevoel van Lucas naast haar, met haar hand in de zijne, zijn duim die kalmeren over de rug van haar hand streek ...

"Geef me een paar soldaten mee, en ik beloof je dat we Haar binnen een halfuur terug meehebben."

Een rilling trok over haar rug en ze duwde haar ogen nog net iets harder dicht, probeerde zich nog net iets harder te concentreren.

Een zwaardere stem antwoordde. De schaduwman, waarschijnlijk. "De prins heeft gelijk, hij heeft mij niet nodig. Ik stel voor dat we gewoon zijn plan uitvoeren. Trouwens, u heeft mij meer hier nodig." De stem klonk vreemd hol en vol tegelijk en leek tot in het diepste van haar ziel door te dringen. Hij bezorgde haar kippenvel, en op de een of andere manier wist Maxine gewoon dat de man een groot probleem zou vormen. Maar ze durfde haar ogen niet te openen, bang om opnieuw in de kamer verankerd te zijn nu ze net het gevoel had dat haar geest naar haar lichaam terugkeerde.

Het laatste wat ze hoorde was de stem van de Koningin. "Wel dan, waar wacht je nog op, Alexander? Breng Haar hier."


   ~


Maxine schoot recht, hevig naar adem happend. Met wijd opengesperde ogen keek ze haar vrienden aan, die allebei terugkeken met een mengeling van schrik en bezorgdheid. Alizah was de eerste die iets zei. "Wat in Hel was dat?"

Lucas wierp haar een boze blik toe en richtte toen zijn aandacht weer op Maxine. "Wat ze bedoeld is: Gaat het? Wat is er gebeurt?" De warme hand die hij op haar bovenbeen had gelegd, leek een kalmerende uitwerking op haar te hebben.

Alizah maakte een of ander vaag handgebaar. "Dat zei ik." Ze negeerde de fronsende Lucas en keek in plaats daarvan bezorgd naar haar vriendin.

Het duurde even voor Maxine de woorden uit haar keel kreeg. "We worden aangevallen."

In plaats van de shock en de paniek die ze had verwacht, keken haar vrienden haar gewoonweg niet-begrijpend aan. "... Wat?"

Ze maakte geïrriteerde bewegingen met haar handen. "Wat ik zeg. We moeten hier weg."

Lucas duwde zachtjes met zijn handpalm op haar been in een dwingend gebaar. "Prinses? Begrijp me niet verkeerd, we houden van je, maar ... " Hij leek even naar woorden te zoeken. "Hoe bedoel je, we worden aangevallen?"

Ze hadden hier echt geen tijd voor. "Vertrouw me gewoon, ik weet waar ik het over heb." De uitdrukkingen van haar vrienden verraadden echter dat ze haar niet konden geloven zonder nadere uitleg, en, wel, ze hadden gelijk natuurlijk. Maxine slaakte een zucht. "Ik had een soort van ... visioen, zeg maar. En ik zag de Koningin. Ze was aan het praten met haar zoon en een man die in de schaduwen stond. De Koningin wist wie we waren, en ze zendt nu een patrouille op ons af onder leiding van de prins. Ze willen ons gevangennemen."

De jongen naast haar haalde een hand over zijn gezicht. "Shit."

"Hoe zagen ze eruit?" Maxine merkte nu pas hoe bleek Alizah was geworden.

"Wie?"

"Die twee mannen." Haar stem klonk dringend.

Maxine had geen idee wat hun uiterlijk er nu toe deed. Ze werden opgejaagd, en het enige wat Alizah wou weten was hoe knap de prins was? "De schaduwman heb ik niet gezien. Maar de prins was sterk gebouwd, had halflang zwart haar en van die verontrustende donkerbruine ogen. Waarom?"

"Dat waren de twee mannen die jou hebben ontvoerd."

Maxine haar stem klonk zwak toen ze weer sprak. "Wat?" Niet dat het uiteindelijk ook maar enig verschil maakte.

Ze keken elkaar even stilzwijgend aan, voor ze uiteindelijk tot dezelfde conclusie kwamen.

"We moeten hier weg."

"Jep."

Ze keken allebei naar Lucas, die zich meteen omdraaide naar het stuur en hard op de gaspedaal drukte. "Dat moet je geen twee keer vragen."

Hoe sneller ze bij de Goede Fee waren, hoe beter.

DescendantsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu