• Proloog •

829 24 0
                                    


 Het was tijd. Alles was perfect geregeld, nu alleen het plan nog ten uitvoer brengen. Ze zouden slagen

Ze moesten slagen.

"Ben je er zeker van dat dit een goed idee is?"

De tovenaar zuchtte en keek om naar de man die naast hem zat. Het was een vervelende kronkel van het lot, het feit dat de uitkomst van zijn plan van de jongen afging. Ondanks zijn jonge leeftijd was hij net iets te arrogant, net iets te zelfverzekerd, en het begon hem op de zenuwen te werken.

Als het plan het hem had toegelaten, had hij zich al lang geleden van hem ontdaan.

"Begin je twijfels te krijgen?" Zijn stem klonk spottend tegenover de jonge prins. Zonder die titel was die jongen niets waard. Die titel was dan ook de enige reden waarom hij iets van waarde had.

De prins stak zijn handen in de lucht in een verdedigend gebaar. "Nee, man. Ik wil net zo graag terug als jij, geloof me."

De tovenaar knikte goedkeurend en draaide zich terug naar het groepje dat enkele tafeltjes verder zat. Hun starende blikken waren niet meteen subtiel, maar voorlopig waren ze nog niet opgemerkt. Desondanks wist hij dat dit niet lang meer zou duren. Ze was opmerkzaam. Anders zouden ze de verkeerde voor zich hebben. Dan zou Zij niet degene zijn die ze nodig hadden.

Ze moesten snel handelen.

"Ik hoop maar dat het je zal lukken." De jongen probeerde zijn aandacht te trekken, maar de tovenaar keurde hem geen blik waardig. De prins was de extra aandacht niet waard – wat hem er niet van weerhield verder te praten. "We krijgen maar één kans. Anders zitten we voor eeuwig vast in deze Wereld."

De tovenaar draaide met zijn ogen. Het begon een automatische reactie te worden telkens als de prins zijn mond opendeed, en hij probeerde de reflex niet eens meer te onderdrukken. Hij wierp een neerbuigende blik op de jongen, die terugkeek met die vreemde zwarte ogen.

"Geen zorgen, prins. Ik weet wat ik doe." En dan, stiller. "In tegenstelling tot sommige anderen hier."

De prins wierp hem een vernietigende blik.


   ~


Geen van de twee mannen had door dat het andere meisje, de Beschermer, hen al een tijdje aan het afluisteren was. Ze was niet van plan om Haar te verliezen. Niet alleen omdat ze belangrijk was voor het Rijk, maar evengoed voor haar als vriendin. Het was haar Taak.

Daarom kon ze zichzelf wel voor het hoofd slaan toen ze slechts een halfuur later achter de hoek stond te bedenken hoe ze haar bewusteloze vriendin uit hun handen kon redden. Hoe kon ze zo stom zijn geweest? Ze had niet goed genoeg opgelet, en nu was ze zonder ideeën.

Dan maar de impulsieve aanpak. Dat ging haar toch altijd veel beter af.

"Laat haar los." Met haar handen uitdagend in haar zij kwam ze tevoorschijn en plantte ze zich voor haar tegenstander. Ja, dit was ronduit het stomste idee dat ze ooit had gehad. En ze had bijna alleen maar domme ideeën, dus dat wou al iets zeggen.

De jongen trok een wenkbrauw op en keek haar bijna spottend aan. "Luister, meisje, je hebt geen idee waar je over praat. Ga gewoon naar huis, hier is niets te zien."

Bij een andere sterveling zou dat misschien werken, maar zij was net zomin van deze Wereld als de rest van dit gezelschap. Ze lachte wrang. "Sorry, maar die trucs werken niet bij mij."

Vanuit het niets haalde ze haar boog tevoorschijn en spande in eenzelfde vloeiende beweging haar pijl. "Ik zeg het nog maar één keer." Ze richtte de punt op het hart van de prins. "Laat. Haar. Los."

In plaats van de angstige blik die ze had verwacht – en waar ze stiekem, niet zo stiekem op gehoopt had -, stootte hij een minachtend lachje uit. "Het spijt me, schat. Maar laat me even denken." Hij trok een peinzend gezicht en knipoogde dan. "Nee."

Ugh. Waarom was hij zo irritant zelfzeker, zelfs met een wapen op hem gericht?

Pas toen ze een aanwezigheid achter zich voelde, herinnerde ze zich dat ze met z'n tweeën waren geweest. En toen de andere man zijn beide handen tegen haar slapen hield, wist ze dat ze gefaald had. Alle kracht leek uit haar lichaam naar zijn vingertoppen te lopen, en ze kon er niets aan doen toen ze als een lappenpop in elkaar zakte.

Vlak voordat ze het bewustzijn verloor, ving ze nog de laatste woorden op.

"Wat doen we met haar?" Die idioot van een prins, of wat hij ook is.

"We nemen haar mee."

En toen werd alles zwart voor haar ogen.

DescendantsWhere stories live. Discover now