Hoofdstuk 48

827 63 24
                                    

LUCY REEDS

Piper begon die avond de twijfelen.

Aan alles.

Niet alleen aan de missie; ook aan de kus en Ivan en het verzet en eigenlijk alles. Hoewel de kus iets was waar Piper voor gewenst had maar nooit verwacht had te krijgen, hoewel het voor haar magisch was geweest, hoewel ze Ivan echt echt heel leuk vond, had die rat die de twijfel heette ook in de kus een weg in haar hoofd weten te vinden. Nu vrat het aan haar. Al uren lang.

Hij had haar nog een keer gekust voordat ze haar tent in gekropen was voor die nacht. Zijn lippen waren koud en nat geweest van de regen en hij had haar zo langzaam en lang gekust dat ze haar knieën op het laatst had voelen knikken. Dat was ongeveer toen de twijfel bij haar naar binnen geglipt was, want ze had zich toen beseft dat ze eigenlijk doodsbang was; doodsbang voor zijn kus en ook hem.

Vooral de toekomst was wat haar twijfel steeds deed aanwakkeren. Het was simpel om iemand op afstand te houden; om iemand buiten je gevoel te sluiten, om niet te geven om iemand als diegene je pijn deed, maar als Ivan haar ooit pijn zou doen, dan zou ze hem niet uit haar gevoel kunnen sluiten. Haar redelijke verstand vertelde haar wel steeds dat Ivan niet iemand was die haar met opzet pijn zou doen, maar haar hart bleef die paniek voelen. Want wat nou als hij haar pijn deed op de manier waarop Jane en haar moeder haar pijn hadden gedaan?

Wat nou als ook hij er op een dag niet meer was?

Wat nou als Piper weer die donkere rouw zou moeten voelen?

Weer alleen moest zijn?

Ze kon veel beter voor eeuwig alleen in het leven staan.

Dan deed niemand haar pijn.

Die volgende dag ontweek ze Ivan. Ze wilde het niet, maar ze deed het onbewust wel. Ze kwam hem één keer tegen bij het ontbijt. Hij had geglimlacht alsof er niets aan de hand was en zij had weggekeken. De twijfels over de missie werden bij haar gedachten in geroerd en hoewel ze heel goed wist dat Ivan haar voornaamste zorg was, besloot ze die middag in een impulsiviteit naar de vergadertent te gaan.

'Ik doe het.'

Piper dacht niet eens echt na toen die woorden over haar lippen rolden, maar ze waren vrijwel onomkeerbaar en misschien was dat juist waarom ze ze uitsprak. Ze was in het midden van de vergadering binnen gestormd. Marius keek een beetje verstoord op.

Ida legde haar hoofd tegen haar hand. 'Hm?'

'Ik doe de missie.' Zei Piper.

Ida glimlachte tevreden. Ze ging overeind zitten. Marius merkte dat haar concentratie plotseling van de vergadering weg was. Hij leek geërgerd.

'Goed.' Zei ze. 'Ik-'

'Kunnen we het hier later over hebben?' Vroeg Marius. 'Ze onderbreekt.'

'O.' Piper vouwde haar handen achter haar rug. 'Ja, sorry. Ik ga wel-'

'Nee.' Zei Ida. 'We zijn hier wel klaar.'

Irritatie flakkerde in Marius' blik voorbij. Hij keek Ida een beetje verontwaardigd aan. 'We zijn niet klaar.'

'Ik wel.' Zei Ida. Ze stond op. 'Ik hoef het niet te horen, Porter.'

Marius blik vertrok.

Hij veerde op van zijn stoel en sloeg zijn handen hard tegen de tafel aan. Piper schrok. Ze had helemaal niet gemerkt dat Ida en Marius zojuist waarschijnlijk niet een al te luchtig gesprek hadden gehad.

Het SysteemWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu