Hoofdstuk 7

1.7K 128 50
                                    

ARES LEEFT

✦✦✦

Dit was wat de wereld kapot had gemaakt.

Wraak, strijdlust, geweld, ego's, geloofsovertuigingen en blinde ideologieën. De mens was een vreemd wezen dat met een paar woorden een hele wereld achter zich aan kon krijgen. Als je er maar in geloofd, had zijn vader altijd tegen hem gezegd, geloof in jezelf en de hele wereld is van jou.

Voor Lincoln Vass had dit haast letterlijk gegolden. Van arme straatjongen die kranten verkocht naar de man die de wereld zelf in bezit had - dat allemaal door een ambitie zo sterk als zijn wilskracht. Hij wist heel goed hoe het was om ergens zo sterk in te geloven dat de rest van de wereld niet meer uit leek te maken. Hij kende die drang om te vechten voor het goede, om alsmaar te strijden voor een betere wereld.

Maar de waarheid was, dat er geen betere wereld was als deze.

Het raakte hem dat mensen die wereld kapot wilden maken. Zes doden, tien gewonden en twee vermisten. Het deed hem pijn - echt pijn. Niet de gemaakte pijn die hij op moest zetten voor zijn burgers, niet de medelevende pijn voor alle verloren levens. Nee, dit was pijn om de schade die in zijn wereld was aangebracht. Hij zag het door het raam van het staatsgebouw, achter zijn eigen weerspiegeling. Het plein was leeg, de laatste vernietigingen van de bomaanslag werden opgeruimd.

Hij keek een moment lang naar zijn eigen weerspiegeling en zag dat zijn mond was begonnen te trekken van ergenis. In zijn binnenste, voelde hij dat gloeiende gevoel van broedende woede opkomen. Als zijn ogen dan zo over de gebouwen gleden, over de straten en de wereld die hij voorthielp, kon hij er niet met zijn hoofd bij komen hoe iemand zoiets had kunnen doen. Het Systeem had de mens toch alles gegeven? Voedsel, onderdak, water, een leven. Het had hen een compleet nieuwe kans geboden, en toch waren er nog mensen die meer wilden. Hij maakte een kwaad gebaar met zijn hoofd. Soms had hij een hekel aan zijn eigen ras. De hebzucht, de gulzigheid - het maakte hem ziek tot in zijn botten. Begrepen ze dan niet dat dit het beste voor hen was?

Hij begon te ijsberen.

Ares leeft - de zin verdween maar niet uit zijn hoofd. Ares leeft. Ares. Niet de ARES, nee; Ares, als in een persoon. Dat kleine verschil in het wegvallen van het woordje "de", leek alles opeens te veranderen. Wie in de wereld was Ares? Hoe had hij het hele verzet achter zich aan kunnen krijgen? Waarom had het leger hem nog niet opgepakt? Waarom had hij nooit iets van deze zogenoemde Ares gehoord?

Wat was zijn doel?

Er was een antwoord in zijn hoofd begonnen te dagen, maar hij kon het gewoonweg niet geloven.

Het was het enige wat hem op dit moment nachten achter elkaar wakker hield. Want wat als? Wat als Ares de waarheid wist?

Hoe had één man anders het hele verzet achter zich aan kunnen krijgen? Vass was er zeker van; hij moest de waarheid wel weten - het kon niet anders. Een vijand die dezelfde waarheid wist als hij, was de meest gevaarlijke vijand. De wereld was gewoonweg niet klaar voor de waarheid. Hij wist hoe de mens was; de geschiedenis zou zich herhalen, de ware aard van de mens zou weer naar boven komen en complete vernietiging zou het gevolg zijn. De volgende keer zou er namelijk geen Systeem zijn; de volgende keer zou de mens verdoemd zijn en zou het bestaan ophouden. Er zou dan geen weg meer terug zijn.

Hij ijsbeerde nog altijd rond in zijn enorme appartement. Wat moest hij de mensen zeggen? Hij zou de burgers moeten inlichten, het leger, de raadsleden - iedereen moest weten dat er een prijs stond op het hoofd van Ares, maar hoe? Hij kon het bestaan van het verzet niet langer weg schuiven, dat wist hij ook wel. Hij wist echter ook dat als hij over het verzet zou spreken, er mensen zouden zijn die nieuwsgierig naar hen raakten. Met elk kleine beetje negatieve aandacht dat hij het verzet gaf, zou er een bepaalde lading aan positieve aandacht bij komen. Hij zou moeten spreken over de bomaanslag, over de tragedie. Een tragedie - meer was het immers niet.

Het SysteemWhere stories live. Discover now