Hoofdstuk 13

1.3K 110 15
                                    

EEN DENNENAPPEL

'Is het... is het levend?'

'Dat is een dennenappel.'

Piper zat gehurkt op de grond; om haar heen strekten zich duizenden bladeren uit, de kille wind kroop tussen de bomen door en die grijzige, parelachtige zon, keek haar vanachter de takken van de bomen aan. Voor haar lag een vreemd, eivormig object - een object met uitstekels alsof het een buitenaards wezen was. Ze draaide haar hoofd richting Ivan, die op het pad op haar te wachten stond.

'Een wat?'

'Een dennenappel.' Herhaalde hij. 'Het komt van een dennenboom af.'

Piper trok haar wenkbrauwen verbaasd op. 'Het leeft in een dennenboom?'

'Nee.' Ivan fronste even. 'Het... leeft niet?'

'O.' Zei ze, waarna ze haar hoofd weer richting de dennenappel draaide. Ze bekeek het even uitbundig, om er zeker van te zijn dat het inderdaad niet leefde, en pakte het toen van de grond. Ze bracht het ding vlak naar haar gezicht; haar ogen gleden over elke kleine groef die zich in het harde oppervlak getekend had.

Er was ongeveer een kwartier verstreken sinds ze de open plek hadden verlaten en Piper was nog niet eens verder gekomen dan het eind van het pad. De jongen had wel geprobeerd om haar wat van het kamp te laten zien, maar Piper was telkens afgeleid geraakt; dan door de zon, dan door het sap dat blijkbaar uit een boom kon lekken en nu was het de dennenappel. Alles om haar heen was gewoonweg vreemd voor haar, en nu die achterdochtige angst voor deze plaats lichtelijk was weg gezakt, durfde haar nieuwsgierigheid naar buiten te komen om elk kleine dingetje grondig te bekijken. Er waren op dit moment namelijk geen groepen mensen die haar aanstaarden alsof ze van een andere planeet kwam - het was slechts Ivan, en aangezien ze niet bang was voor de blik van één enkel persoon, kon het haar niet schelen wat hij over haar dacht.

Hij leek het daarbij niet eens erg te vinden. Telkens als ze weg stoof om iets te bekijken, wachtte hij gewoon tot ze klaar was. Soms beantwoordde hij wat van haar vragen, maar evenals Piper, leek hij niet iemand te zijn die veel sprak.

'Wat doet het?' Vroeg ze hem.

'Wat?'

'De dennenappel.' Zei ze. 'Waar is het voor?'

'Nergens.' Hij haalde zijn schouders op. 'Het valt gewoon van een boom.'

'O.' Ze knikte. 'Waarom?'

'Dat... doet het gewoon?'

Ze begreep dat niet heel goed, maar knikte toch en draaide de dennenappel rond tussen haar vingers - ze zag dat haar nagels vuil waren geworden van de aarde. Ze rees overeind en wendde zich richting de jongen, haar ogen nog altijd op de dennenappel gericht.

'Maar-'

Ze kon haar vraag niet afmaken; een stem onderbrak hun gesprek plotseling.

'Hé,'

Ze schrok een beetje - het was als een impuls dat haar onderbewustzijn haar had aangeleerd nu ze in deze vreemde, onbekende omgeving was. Ze keek vlug op, zette een kleine stap achteruit en zag dat er een persoon naar hen toe was komen lopen. Hij bleef naast de jongen staan.

Het duurde even voordat het klikte, maar toen herkende ze hem: het was de man - of misschien jongen - die Ida gisteren aangesproken had toen ze Piper naar de open plek had gebracht.

Hij had een glimlach op zijn gezicht en kneep zijn ogen even samen toen Piper hem aankeek. 'Piper, toch?' Vroeg hij, waarna hij een kort, wijzend gebaar richting haar maakte.

Het SysteemWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu