°029°

225 16 2
                                    


Ik zie niets, alles is zwart, ik voel niets en weet zelf niet zeker of ik recht sta of zit, dit gevoel is raar, als ik mijn been beweeg en gewoon een stap zet voel ik dat ik op een koude onder vloer sta, ik zet weer een stap, rustig, nog altijd niet van bewust waar ik eigenlijk ben. Ik strek mijn handen uit en probeer met mijn vingers iets aan te tasten. Maar er is gewoon niets, niets waar ik mij kan aan vast houden, niets waar van ik kan zegen tegen mezelf waar ik ben. Mijn oren beginnen vervaarlijk te suizen, mijn pols begint opeens te branden, ik gil het uit maar geen geluid verlaat mijn mond, bang zet ik eerst een hand op mijn pols en daarna 1 op mijn mond.

Koortsachtig zoek ik naar mijn mond, hoe kan dit zelf, een traan vloeit over mijn wang en ik wrijf het weg, alsof het licht geeft zie ik dat mijn traan niet gewoon water is maar bloed, het lijkt wel op te lichte. Nog altijd zoekend naar mijn mond stap ik voort, ik kan nu niet stoppen met stappen. Er is iets vreeslijk aan de hand, ik heb nu hellemaal geen tijd om de zielige uit te hangen, ook al heb ik precies geen mond.

Weer probeer ik te gillen, geen teken van mijn mond is te vinden.

Opeens lijkt het of iemand het licht heeft aangedaan, want ik zie nu, ik zie mij. Raar kijk ik naar mezelf, ik die andere ik, die voor de spiegel staat, die langzaam in haar heup knijpt zodat er een beetje vel van het bod gaat en trekt er aan, ze doet hetzelfde bij haar buik. Ze begint met een walgelijke ogen naar zichzelf te kijken in de spiegel terwijl ze nog altijd vet van overal zit af te schrapen. Een eenzame traan rolt van haar wang en volgt zijn weg zo van haar nek en zet zich dan zo van in haar t shirt.

Zacht probeer ik me zelf te troosten, ik weet wat op dit moment is gebeurd, ik weet nog altijd op dit moment hoe ik mij voelde, er was toen iets gebeurd dat ik nu zelf nog altijd niet kan plaatsen.

Ik kijk naar de litteken op mijn schouder en merk dat de andere ik mij echt nodig heeft.

Zacht probeer ik mezelf aan te raken maar het lukt niet, ik lijk gewoon door haar te gaan, bij mijn tweede poging kijk ik op, ik kijk nu ook in de spiegel. Ik wil een gil slaken van verschrikking, daarjuist was mij niet opgevallen niets mis met de spiegel dan, alles leek normaal, maar nu is de spiegelbeeld anders. Mijn ogen zijn rood, mijn haren hangen flut loos langs mijn gezicht, mijn mond is weg, mijn lichaam, mijn lichaam ik weet zelf niet hoe ik daar moet mee beginnen met beschrijven, het ziet er graatmager uit.

Ik doe mijn ogen dicht en dan terug open, we zijn compleet ergens anders naar toe gewoesht maar ik weet waar, als ik mezelf heb gevonden weet ik ook op welk moment. Snel probeer ik me daar weg te krijgen maar het lukt niet, mijn voeten zitten precies van. Weer begin ik te schreeuwen, ik moet weg, mijn andere ik bedoel ik dan, die moet weg. Dan gebeurt het. De mannen, de mannen die beginnen te schieten, een traan valt over mijn wang als ik mezelf hulpeloos zie rond kijken, niemand die daar juist nog in de o zo volle winkel straat stond staat nog recht, langzaam zie ik mezelf opstaan, ik zie hoe ik pijnlijk de schotwonde aan mijn schouder vast pak, ik zie hoe ik probeer op te vatten wat er gebeurt was.

We zijn nog ergens anders, deze keer durf ik bijna niet te kijken waar, als ik mijn ogen dan wel open doe zie ik waar ik ben. School.

Ik draai mij om en probeer weg te gaan, geen zin om al dit precies weer mee te maken, maar dat lukt niet, in die plaats moet ik kijken hoe ik langzaam alleen ga staan hoe iedereen mij begint uit te sluiten, niemand die me probeert te helpen als de Pesters voor de eerste keer naar mij komen en de tweede keer kijken ze ook niet om.

Dan komt de dag dat Robbie oftewel Loki mij kwam helpen, ik zie hoe blij ik daar eigenlijk mee was. Onbewust pak ik de ketting vast op dat moment.

De bus ongeval, ik sta er naast ik sta naast de wrak van de bus en zie mij liggen op de grond. Ik zie hoe Loki opstaat en dan naar mij komt en me dan meeneemt.

Ik verwachte eerlijk gezegd dat ik zou mee gaan met mezelf naar Asgard maar op 1 of andere manier blijf ik bij de bus.

Het licht word weer uit gedaan, de ondergrond voelt weer kil aan. Mijn oren beginnen weer hard te suizen. Mijn pols begint weer hard te branden. Veel harder dan daar juist.

Een schreeuw verlaat mijn mond, eigenlijk opgelucht dat ik weer kan schreeuwen, laat ik me zelf vallen op mijn knieën.

Ik hoor iemand naar mij roepen, in het begin is het zeer zacht maar het word luider en luider, tot dat het zo luid is dat ik mijn handen op mijn oren doe zodat het een beetje zachter is. Ik kijk rond, zoekend naar de gene die mij aan het roepen is

Eigenlijk naar wie

Ik wil die persoon terug zien

Van HemWhere stories live. Discover now