1

47 5 2
                                    


Ik weet het, slechteriken zijn slecht en goeierikken zijn goed.

Zo moeilijk is het niet.

Maar toch, een slechterik zijn is zoveel spannender. Een superheld zijn is saai, het enige wat je doet, is mensen redden. Vervolgens krijg je veel lof en prijzen mensen je. Als je een slechterik bent, dan heb je zoveel meer te doen. Je moet eerst een plan verzinnen, vervolgens ga je het uitwerken. Het verzinnen is al spannend. Gewoon puur je fantasie uiten, kijken hoe veel je kunt verzinnen. En dan het uitwerken! Daar kan ik geen genoeg van krijgen! Het is vooral veel bouwen, vernietigen en acteren, want ja, je kan geen vis vangen zonder lokaas. Het is net een sport. Het enige nadeel is dat je altijd als "de slechte" wordt aangezien, terwijl je zo erg je best hebt gedaan. En dan verwacht je toch wel een beetje respect, maar in plaats daarvan wordt je in de cel gegooid. Mensen zijn dom. Heel dom. Ze kunnen niet inleven in andermans pijn. Ze willen niet zien wat ze met alle dieren doen, of met de aarde. Ze willen alleen maar geld, dure dingen, veel spullen, seks en liefde. Als ze een nieuwe telefoon willen, kopen ze ook echt een nieuwe en geen tweedehands. Ze verwoesten de aarde en doden alle dieren voor hun eigen gemakzucht. Ik word er gek van. En dan probeert iemand ze te vertellen dat ze daarmee moeten stoppen, worden ze allemaal boos. Echt waardeloos. Woorden helpen niet. Geen woorden, maar daden. Daarom maak ik allemaal gadgets en uitvindingen, om de mensen te laten zien dat ze moeten stoppen. Maar in plaats van luisteren, snoeren ze me de mond en geven ze me een stempel op mijn hoofd met daarop "slechterik". Ze zouden eens moeten weten. Ze zouden eens moeten weten wat ze doen. Maar ze willen het niet weten. Ze negeren het. Ze negeren mij.

En niet zomaar, nee.

Ze hebben me opgesloten in een isolatiecel. In mijn eentje, zonder iemand om mee te praten. In mijn eentje, met al mijn gedachten. Ik zit hier al een jaar. Een jaar in dit hol. Ik ben het zat. Maar ik ben bijna bij mijn ontsnapping. Nog maar een paar dagen. Alles gaat volgens plan. Over een paar dagen zal ik vrij zijn. Dan zal ik de wereld dwingen om naar me te luisteren. Dan zal iedereen zich eindelijk realiseren, dat ze fout zaten. En dat ik goed zat. Zelfs hij zal zich realiseren dat hij fout zat. Dat hij de slechterik is, en niet ik.

Buiten is het donker, dat weet ik, want het enige bijzondere in mijn kamer is een raam. Het raam is een meter dik, dus er is geen kans dat ik er ooit uit kan gaan. Of tenminste, dat is wat zij denken. Want ondertussen heb ik al een heel ontsnappingsplan gemaakt. Maar ikzelf ga niets doen. Ik wacht hier gewoon. Totdat de zon precies goed staat. Ik ben iedereen al een stap voor. Ik wist dat ik in deze cel geplaatst zou worden, en ook dat deze cel een raam heeft. Ik wist dat ik levenslang zou krijgen, maar dat ik hier al binnen een jaar weg zou zijn. Mijn plan is geniaal, en nu al begonnen. Ben je er klaar voor?

Ik ga mijn cel opblazen. Ik had voor mijn vorige streek een speciaal soort lazer gemaakt, die ik de ruimte in had gestuurd en die ik de coördinaten van deze cel had gegeven. Want ik wist dat ik door de streek die ik zou uithalen in de cel zou komen. Dus ik had al een ontsnappingsplan gemaakt. Ik had de laserstraal geactiveerd op de dag dat ik mijn streek ging uitvoeren. Het enige nadeel is is dat het een jaar duurt totdat hij eindelijk geladen was, omdat hij op zonne energie gaat. Maar eindelijk, na al dat wachten, is hij bijna klaar. Dan kan ik eindelijk weg uit dit krot. Nog maar zes dagen...

Opeens hoor ik een harde zoemer en de deur gaat met een alarm open. Ik val van schrik mijn bed af. Mijn ogen tot spleetjes vanwege al het licht dat door de deur naar binnenkomt. Er komen twee grote mannen naar binnen, ze hebben allebei een wapen in hun handen. Eentje heeft een taser, dat hij vervolgens op mij gebruikt. Ik krimp in elkaar van de pijn en val plat op de grond. De andere man doet iets om mijn nek heen. Ik kan er niet aanzitten omdat mijn handen achter mijn rug worden vastgeboeid. Wat is hier aan de hand? Ik word omhoog gehesen, met vervolgens een trap in mijn rug. Ik krimp in elkaar. Ik tril.

'Doorlopen.' Zegt een van de mannen die me vervolgens weer een trap in mijn rug geeft maar dan nog harder. Ik zak door mijn knieën, terwijl ik de pijn weg bijt. Maar de man hijst me weer omhoog en duwt me richting de deur. Ik wankel er naartoe, en wordt vervolgens weer vastgepakt. Er lopen twee mannen met geweren voor me, twee naast me die me vasthouden en twee achter me, ook met geweren.

'Waar gaan we naarto...' Nog een schop in mijn rug. Ik zak in elkaar maar de mannen houden me overeind. Ik kijk achterom, en een van de mannen staat te grijnzen. Ik pak hem wel terug... Ooit.

Na ongeveer drie minuten lopen komen we aan bij een grote deur, een van de mannen drukt op een knopje van zijn telefoon, en de deuren gaan met een "Ping." Open. Het is een lift. We stappen met z'n allen in de lift. Als de deuren dicht gaan drukt de man weer op een knopje. Ik weet niet of we omhoog of omlaag gaan. Ik word duizelig, alles begint om me heen te draaien. Ik heb frisse lucht nodig, ik moet eruit. En wel nu.

"Ping!" En de liftdeuren gaan open.

Er stroomt een koude lucht naar binnen. Ik haal diep adem. Ik voel me al een stuk beter, maar dan zie ik het;

Dan zie ik hem.

Daar staat hij. Ik herken hem vanwege zijn silhouet, grote spieren, korte haren en zijn lengte. Ik ben altijd al best klein geweest, maar vergeleken met hem lijk ik net een dwerg.

De mannen laten me los. Ik zak bijna in elkaar, maar het boeit me niet. Ik storm op hem af, klaar voor de aanval, maar dan voel ik een pijnlijke schok in mijn nek. Ik val op de grond. Ik grom van de pijn terwijl er bloed uit mijn mond komt. De voeten voor mij, draaien om.

'Ah, lang niet gezien Levi.'

Die stem, die verdomme stem al. Het maakt me woedend. Ik probeer op te staan, maar mijn handen zitten nog steeds vast achter mijn rug. Ik kronkel een beetje op de vloer, maar dan voel ik een hand in mijn kraag. Voordat ik ook maar een beetje kan bewegen, word ik omhoog gehesen. Net als een kitten bij zijn nekvel.

'John.' Ik spuug zijn naam uit, terwijl er nog een beetje bloed uit mijn mond druipt. Ik word op de grond neergezet, maar ik val bijna weer om. 'Waaraan heb ik dit genoegen?' Vraag ik sarcastisch. John slaat zijn hand op mijn rug terwijl hij me naar het raam brengt. Pas als we er staan, kom ik erachter dat het geen raam is, maar dat we op het dak staan. Ik hap naar adem. Het uitzicht is prachtig. Overal is bos en natuur. Nergens zijn er gebouwen. Puur natuur, en niets anders.

Ik voel iets bij mijn handboeien. Ze worden losgemaakt. Ik kijk achter me, John maakt ze los. Een domme zet van hem. 'Ik vertrouw je.' Zegt hij. En dan hoor ik een klik, en mijn handen zijn vrij. Ik draai me om. Mijn handen gebald tot vuisten, en ik sla hem op zijn neus. 'Dat is niet slim van je.' Zeg ik terwijl ik het bloed van mijn handen af veeg. Ik zie de mannen naar hun wapens pakken. Maar het doet me niets. Maar John steekt zijn hand uit, en vervolgens doen alle mannen hun wapens weg. Ik draai me om. Wat is er mis met hem? Waarom heeft hij genade voor mij? Dat hoort niet. We zijn elkaars grootste vijanden. Maar hij slaat me niet eens terug. Het enige wat hij zegt is; 'Ga zitten.' Hij wijst naar twee stoelen die over het bos uitkijken. Ik blijf staan. 'Waarom?' Vraag ik. Hij pakt me in mijn nek vast en duwt me naar de stoel. 'Zitten. Nu.' Zegt hij boos.

'Oké,oké. Rustig, ik ga al zitten.' Ik doe mijn handen in de lucht terwijl ik me omdraai en hem recht in de ogen aankijk. Hij houdt zijn hand voor zijn neus. Volgens mij heb ik zijn neus gebroken. Ik grijns. Rustig laat ik me zakken op de stoel. John komt naast me zitten. Hij krijgt een zakdoek aangeboden die hij vervolgens op zijn neus doet. 'Ach, wil je er ook warme chocolademelk bij hebben? En een deken?' Vraag ik plagerig. Hij gromt. Ik kijk weer voor me uit, naar het bos, met een grote grijns op mijn gezicht. Wat hou ik hier toch van, mensen irriteren. Ik blijf voor me uit staren terwijl ik vraag; 'En waarvoor ben ik hier?'

John zakt weg in zijn stoel, terwijl hij diep inademt en gromt.

'Ik heb je hulp nodig.'

Superheld of superschurk?Where stories live. Discover now