Just... Die!

139 6 2
                                    

Ik hoefde nog maar 1 woord te zeggen om de man van zijn stokje te laten gaan. Ik besloot om het niet te doen. Anders kon ik niet meer met hem spelen. Ik zette een stapje terug en voelde dat er een hele last van zijn schouders viel. Ik keek naar de andere man. Nu kreeg hij het benauwd. Hij keek me met enorm veel angst aan, maar ik voelde ook strijdlust. Ik wist niet hoe hij daaraan kwam, maar ik zou hem er snel vanaf brengen. Ik kwam dreigend voor hem staan. Hij gaf geen krimp. Ik spreidde mijn vleugels. Nu werd hij al wel wat banger, maar ik was nog steeds te veel strijdlust. Ik liet mijn vingers naar zijn hoofd gaan. Ik pakte zijn kin vast, zodat ik wat beter in zijn ogen kon kijken. Waarschijnlijk was hij nu doodsbenauwd. Maar ik kon zijn angst niet ruiken, omdat er iets in de weg zat. Woede. Ik zag hem naar iets grijpen wat in zijn zij verborgen zat. Het was een lemmet. Nee, wacht. Het was mijn lemmet. Het lemmet wat ik van de rector had afgepakt. Er glinsterde lust in zijn ogen en ik wist wat hij van plan was. Ik was alleen net te laat met reageren. Zo hard hij kon, stak hij het lemmet in mijn zij. Ik liet zijn kin los en schreeuwde van pijn. Ik trok het lemmet eruit. Normaal gesproken zou men dan sneller doodbloeden, maar iets in me vertelde dat ik het moest doen. Ik veegde het lemmet schoon aan mijn broek. Het zwarte bloed bleef uit mijn zij stromen, maar in me voelde ik het genezen. Mijn zwarte magie genas me onmenselijk snel. Na een paar seconden deed het al geen pijn meer en was de wond al bijna helemaal dicht. Nu werd de man wel ongelooflijk bang. Hij stapte langzaam achteruit tot hij niet meer kon en vast stond tegen de muur. Ik kwam naar hem toegelopen. 'Dat had je nu net niet moeten doen. Dan had ik je misschien nog in leven gelaten.' fluisterde ik nu in zijn oor. Hij begon te beven als een rietje. Ik keek hem diep in de ogen aan. Mijn ogen werden heel eventjes zwart toen ik de woorden val dood  uitsprak. Ik wendde me af, terwijl ik achter me schokkende bewegingen hoorde en iemand hoorde vechten voor zijn leven. Na een tijdje had hij het opgegeven en viel hij dood neer. De andere man had alles gezien. Hij viel op zijn knieen. 'Spaar me, ik zal alles voor u doen.' smeekte hij me. Ik keek hem aan. Het beviel me wel. Iemand die voor me op de grond zat smekend om zijn leven. 'Zeg het nog eens.' beval ik hem. Hij keek me verbaasd aan, maar ging toen weer voor me smeken. Ik grinnikte. Ik hurkte en tilde zijn kin op. 'Maar natuurlijk. Ik zal jouw niet zo laten lijden als je vriend daar.' Hij keek me geschrokken aan. 'Hoe oud ben je?' vroeg de man. Die plotselinge vraag deed me afleiden. Toch gaf ik antwoord. '16' Hij schrok. 'Probeer hier niet te veel van te genieten.' gaf hij me als raad. Ik negeerde hem. Mijn lemmet trok ik uit mijn riem. Ik zocht zijn zachte spot. Daarna schoof ik langzaam maar krachtig het lemmet erin. De man schreeuwde het uit van pijn. Weer langzaam schoof ik het lemmet eruit. Ik glimlachte. De man hoestte bloed op. Hij spuugde het uit. 'Duivel!' spuugde hij eruit. 'Ik had nog hoop voor je.' zei hij. Ik keek hem argwanend aan. 'Ik wilde je hiernaar meteen afmaken, maar nu heb ik me bedacht. Misschien is langzaam doodgaan nog niet zo'n slecht idee.' zei ik sadistisch. Ik liet hem tegen de muur aanvallen en draaide me toen om. Ik liep de deur uit, trap af en de voordeur uit. Nu was ik wel benieuwd of mijn vleugels daadwerkelijk nuttig waren. Ik sprong in de lucht, en gaf een zwaai. En inderdaad. Ik vloog. De lichamen achterlatend genoot ik van de droge ochtendlucht.

Ik besloot om een bezoekje te brengen aan mijn stadje waar ik al eerder had gewoond. Niemand kon me iets doen. Ik was toch bovennatuurlijk sterk. De zon scheen al redelijk toen ik aankwam in mijn stad. Ik vloog naar een verlaten steegje en transformeerde er terug naar mijn 'normale' figuur. Ik liep richting de school waar ik op had gezeten en bleef voor het hek staan. Het was woensdag. De school was open. Ik keek naar de leerlingen die in de lokalen les hadden. Op een gegeven moment leek ik een jongen uit mijn klas te herkennen. Het was Levi! Hij keek naar buiten en zag me staan. Meteen sprong hij op en begon hij naar me te wijzen. Ik voelde zijn angst vanaf hier. Ik maakte mezelf onzichtbaar en liep van het hek weg. Ik zag leerlingen tegen het raam staan, maar ze leken Levi niet te geloven, omdat ze niets zagen. Ik grijnsde. Ik zocht het gat in het hekwerk, waardoor ik altijd sloop wanneer ik weer eens te laat was. Na eventjes gezocht te hebben, zag ik het. Ik liep erdoorheen en ging daarna richting de schooldeuren. Die waren op slot, maar ik dacht wel dat ik daar een oplossing voor had. Ik focuste op de deur. Toen ik zeker wist dat ik erdoorheen kon, stak ik voorzichtig mijn arm naar voren. En inderdaad, mijn arm verdween door de deur. Ik zette een paar stappen naar voren en zag dat ik door het materiaal heen liep. Zonder dat ik de deur had geopend, was ik erdoorheen gelopen. Ik moest lachen. Dat was wel erg gemakkelijk. Als ik het goed was, was het zo pauze. Ik ging op de plek zitten waar Branko, Levi en Kay meestal zaten. Ik had iets leuks voor hen in petto.

DamianWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu