The tour

187 5 0
                                    

Ik werd erg uitgeslapen wakker. Ik rekte me uit. Geen spierpijn meer. Langzaam opende ik mijn ogen. Alles was in een roodachtige waas. Alsof alles net in brand had gestaan en nu roodgloeiend achter was gebleven. Ik wreef eens door mijn ogen, maar het ging niet weg. Ik haalde mijn schouders op. Het deed geen pijn, dus ik kon er wel mee leven.

Ik kleedde me aan in mijn normale outfit. Zwarte schoenen, zwarte broek en trui met een zwarte hoody. De hoody was nieuw. Ik liep naar de spiegel om te kijken hoe ik eruit zag. Ik was weer verbaasd toen ik mezelf niet zag. Dat was ik eventjes vergeten. Ik was niet te zien in spiegels... Ik liep naar beneden. Het was er rustig. Mijn ouders waren er niet. Nu ja, mijn adoptieouders. Wanneer ik beneden kwam zag ik Hem aan tafel zitten. Hij was koffie aan het drinken. Ik glimlachte, daar had ik waarschijnlijk mijn smaak voor koffie vandaan. Ik liep naar het aanrecht om zo'n zelfde kopje koffie te pakken. Daarna ging ik zitten. Nu pas keek Hij me aan. Hij glimlachte toen Hij mijn ogen zag. Ze waren anders, dat wist ik. Maar ik had geen idee hoe ze er nu uitzagen. Hij las mijn gedachten en liet een vuur verschijnen in zijn hand. Hij speelde er eerst mee en liet het toen spiegelen. Ik zag mezelf zitten. Het was een speciale spiegel. Alleen in die kon ik mezelf zien. Ik keek naar mijn ogen. Het vuur in mijn ogen was weer aangewakkerd. Maar de kleur was niet normaal rood, maar oranje met een ster rondom mijn iris met rode strepen. Dicht bij mijn iris werd het wel roder. Mijn nieuwe ogen waren wel even wennen, maar ik vond ze wel erg gaaf. 'Hoe zie je de wereld?' vroeg Hij nieuwsgierig. 'Alles is zo rood. En....' op het moment dat ik wilde zeggen dat alles verder normaal was, zag ik iets voor het keukenraam lopen. Ik liep er nieuwsgierig heen. Ik keek naar buiten. Het was iemand. Nee, het was niet iemand, het was iets. 'Wat is dat?!' vroeg ik verschrikt aan Hem. 'Een dolende ziel.' zei Hij alsof het een van de normaalste zaken ter wereld was. Ik keek hem met een ruk aan, sprakeloos wijzend naar de 'ziel'. Daarna draaide ik me er weer naar om en bekeek het nog eens goed. Alles wat rood, behalve de ziel. De ziel was witgrijs. Het gezicht flikkerde, zodat je niet goed kon zien wie het was. Het had geen benen, maar leek een lang gewaad aan te hebben dat over de grond sleepte en oploste. De capuchon van het gewaad hing ver over de ziel zijn ogen. Ik liep weer terug naar de keukentafel. Hoe kon het dat ik nu pas de zielen zag? Hij gaf antwoord. 'Ik heb je een middeltje toegediend om je weer sneller op krachten te laten komen. Daarbij heb niet alleen jij, maar ook je gaves een boost gehad. Je bent wat sneller gegroeid in je magie.' 'Magie?' vroeg ik verdwaasd. Hij knikte. 'Ik laat het je zien. Kom, ga daar staan.' Ik ging staan waar hij me wenste. Daarna kwam hij voor me staan. 'Doe je ogen dicht.' Zei Hij. Ik deed het. Ik voelde dat mijn voeten wegzakten in de grond. Ik schrok en wilde mijn ogen openen, maar herinnerde me net op tijd dat ik ze dicht moest laten. Ik voelde dat de grond nu tot mijn middel kwam en hij kwam steeds hoger. Net voordat hij mijn mond zou bereiken haalde ik diep adem en hield mijn adem in. Wonderbaarlijk genoeg, voelde ik dat ik gewoon kon ademen.

Toen ik merkte dat ik weer vaste grond onder mijn voeten voelde, opende ik mijn ogen. Ik zag Hem voor me staan. 'Welkom in de onderwereld!' zei hij hartelijk. Ik grijnsde. Het was inderdaad wel een introductie waard. Het was prachtig. Helemaal niet zoals men het in de geschiedenisboeken beschreef. Het was er donker, ja. Maar helemaal niet zo akelig. Het had zelfs een ietwat gezellige sfeer rondhangen. Ergens links van het panorama zag ik een enorm kasteel staan. Het was wit en had een draak als familiewapen voor de deur hangen. Ergens in het midden was een soort van rivier. Alleen een rivier die je niet zag. Er dreven wel van die boten uit Venetië op. Meestal was de roeier alleen, maar soms zag ik ook wat zielen in de boten zitten. Als ik meer naar rechts keek, zag ik een bos. Ja, serieus, een bos. Dat zou je totaal NIET verwachten als je in de onderwereld was, maar het kon gewoon niet een normaal bos zijn. Toen ik wat beter keek, wist ik dat ik gelijk had. Het was bedrog. Er lag een magische spreuk over. Ik kon zien dat het werkelijk een enorm doolhof was. De muren leken constant te veranderen. Hoe ver ik ook naar rechts kon kijken. Er leek geen einde aan het doolhof te zijn. Mijn vader liep richting het kasteel. Ik volgde hem. Hij zei niet veel en dat beviel me wel.

Wanneer we aankwamen bij de deuren van het kasteel stopten we. 'Dit is kasteel Hellenburg.' zei Hij trots. 'Die was toch ingestort?' vroeg ik verbaasd. 'Ja, bovengronds wel. Maar hier heb ik perfect nagebouwd. Het voordeel van de onderwereld, is dat alles bewaard blijft.' Ik grijnsde. Dit zou Cindy ook interessant vinden. Hij stapte recht op de deuren af. Ik dacht dat ze niet zomaar zouden openen, maar ik had het mis. Toen ik dacht dat hij tegen de deuren op zou lopen, zwaaiden ze zonder pardon open. Er opende zich een enorme hal voor ons. Aan het einde was een gemiddelde trap omhoog en daar stond een troon. De troon van het beest onder de grond. Zo zouden gelovigen het hebben verwoord. Aan weerzijdes kanten van de troon waren twee wenteltrappen omhoog. De een ging naar een bibliotheek zo groot als twee huizen. De andere trap ging naar de eetkamer, badkamer en jacuzzi. Elk wezen heeft behoefte aan comfort. Zo ook de duivel.

Na de rondleiding in het kasteel, liepen we naar de boten. Ze stopten bijna recht voor het kasteel. We stapten in. De veerman groette ons, op zijn eigen angstwekkende manier. Ik en mijn vader hielden allebei van de toon waarop hij het zei. Hij zette af, en voer naar de overkant. Naar het doolhof dus. 'Waar we nu heengaan is het verloren doolhof.' zei Hij op een spookachtige manier. 'Hier gaan de zielen heen als ze veroordeeld worden tot de onderwereld. Het is betoverd door een duistere spreuk die al millennia doorgegeven word in onze familie. Ooit zal ik jou ook die spreuk leren.' Vertelde Hij trots. Ik knikte. We waren inmiddels aangekomen bij de ingang van het doolhof. 'Alleen de heerser over de onderwereld zal de weg kennen, dus blijf dicht bij me.' Ik zei dat ik het zou proberen en volgde hem. Hoe langer we door het doolhof liepen, hoe meer zielen we tegenkwamen. Sommigen hadden de moed opgegeven en lagen tegen een muur aan. Andere liepen als zombies dolend rond. Weer anderen renden ergens heen, met hun handen tegen hun oren aan, zonder dat ze wisten waar ze heen gingen. Het was ongelooglijk om te zien. Ik kon met moeite mijn ogen van het schouwspel afhouden. 'We zijn er bijna.' vertelde Hij. Er klonk iets van opwinding in Zijn stem. Waarschijnlijk was Hij benieuwd wat ik ervan zou vinden. Wat er ook op me te wachten stond. Ik keek heel eventjes weg van Hem. Voor een seconde ofzo. Toen ik weer zocht naar Hem, was Hij weg. 'Shit!' vloekte ik. Precies op het moment dat ik een stap naar voren wilde doen, begon alles ineens te bewegen. Letterlijk. De muren kwamen op me afgedraaid. Het werd steeds krapper. Ik rende naar voren. Ik voelde de muren nu langs mijn schouders schuren. Ik moest mezelf in de lengte voortbewegen. Ik zou geplet zijn geweest als ik geen sprong had gemaakt naar een ander deel van het doolhof. Geschrokken kwam ik op adem. Nu stond ik voor een splitsing. Ik kon links en rechts. Benieuwd keek ik eerst links en toen rechts. Ik zag niets bekends. Toen draaide ik me om. Achter me was een geheel nieuwe route ontstaan. Iets in me probeerde te vertellen dat ik die kant op moest. Ik liep door de gang die ik al een keertje was doorgelopen. In plaats van een lange weg, was er nu ineens een gang naar links. Ik sloeg hem in. Weer een splitsing. Mijn gevoel vertelde links. Ik liep de gang door en kwam uiteindelijk bij een doodlopend einde. Ik wist dat dit geen einde was. Ergens onder de haag zag ik iets glimmen. Het was rood. Ik pakte het op. Een sleutel. Waar zou het slot zitten? Ik keek om me heen. Toen zag ik het. Het was een van de vele standbeelden die ik had zien staan. Deze had een slot op de plek van zijn navel. Ik stak de sleutel erin en.... jawel hoor. Ik hoorde een klik. Ik duwde het standbeeld voorzichtig open. Fel rood licht scheen door de kier die ik maakte. Langzaam veranderde dat licht naar lichtblauw. Ik stapte naar binnen. Daar stond Hij al op me te wachten. Hij leek erg verrast toen ik naar buiten kwam. Maar daarna knikte Hij. Alsof ik de juiste was. Hij liep op me af, en gaf me een klopje op mijn schouder. 'Was dit een test?' vroeg ik. 'Ja. En je bent geslaagd.' zei Hij. 'Jij bent mijn zoon.'

DamianWhere stories live. Discover now