Free again

125 6 2
                                    

Ik rende. Ik wilde zo snel mogelijk weg van dat vreselijke gebouw. Het kwam stukje bij beetje binnen dat ik zojuist mensen had vermoord. Onschuldige mensen. Niet de rector. Die was niet onschuldig, maar de meeste andere mensen wel. Ik schudde mijn hoofd door elkaar. Ik was in de war. Ik rende verder.

Na een tijdje kwam ik aan bij een soort ingevallen gebouw. Ik liep naar binnen. Het was er ijskoud. Maar daar had ik geen last van. Ik voelde alleen de ijswind die langs mijn wangen schuurde. Maar ik voelde dat die ook langs iets anders schuurde. Iets wat niet van mij leek. Ik riep mijn vuur op, waardoor ik naar mezelf kon kijken. Ik was inderdaad getransformeerd naar iets, wat totaal niet op mij leek. Mijn vleugels waren die van een draak. Op mijn hoofd stonden twee triomfantelijke hoorns te pronken en er was nog die staart. De staart. Hij was schitterend. Overal om de staart stonden vormen van schreeuwende geesten. Alleen als je goed keek. Maar ik wist dat die daar zaten. Ik bekeek mijn vleugels goed, en op de grote nagels stond een ster. Het pentagram. Mijn hoorns maakten me sterker en indrukwekkender. Mijn nieuwe uiterlijk voelde fantastisch. Ik probeerde mijn vleugels te bewegen en verbazingwekkend genoeg, deden ze wat ik hen vroeg te doen. Als ik hen bewoog vloeide er een zwarte vloeistof vanaf. Dark Matter. Dat was wat mijn kracht was. Zwarte magie. Alles in me was zwart en slecht. Maar ik had ergens in me liefde zitten. Dat voelde vreselijk. Liefde die mijn volledige ik verpeste. Ik hoopte dat dat zou verdwijnen.

Ik besloot ergens te gaan liggen. Ik was wel wat uitgeput van het rennen. Eventjes op krachten komen kon geen kwaad. Tegen mijn zin in viel ik dan toch in slaap. En ik droomde. Ik droomde van mijn draak. Hij wilde vrij gelaten worden. Hij wilde paniek zaaien. Ik liet hem doen. Hij was tenminste mijn beste vriend. Ik zag alles vernietigd worden. Mijn hart zij dat het goed was. Zo vertelde mijn hoofd. Maar iets bleef aan me knagen. Iets ergens diep in me begraven. Dat kleinste beetje wat niet van mij was. Die liefde.

Ik werd wakker. Mijn humeur was slecht. Ik had een geweldige droom gehad, maar dat gevoel had de hele nacht aan me zitten knagen. Die.... liefde.... was me te duur komen te staan. Ik vloekte en sloeg met mijn hand op de grond. Ineens hoorde ik mannenstemmen.

'Hoorde jij dat ook?' 'Wat?' vroeg de andere man. 'Die bonk.' 'Niet dat ik weet, 't zal wel de wind zijn geweest.' 'Ik ga toch ff kijken.' zei de onzekere 'Je doet maar. Dan is er meer voedsel voor mij.' 'Dat je het maar laat! Als ik terugkom wil ik mijn bord ongerept zien staan.' ' Tis al goed hoor.' Ik hoorde voet stappen. Ze liepen de trap op naar de bovenverdieping. Daarna hoorde ik een aantal deuren openen. Uiteindelijk hoorde ik de man stoppen voor de deur waar ik achter lag. Ik maakte me onzichtbaar (nu ja, ik dacht dat ik dat deed) en bleef liggen. Na een tijdje stil hebben gelegen hoorde ik niets. Voorzichtig draaide ik me dan toch om. De man stond recht voor me! Hij staarde me aan alsof hij nog nooit zoiets had gezien. Langzaam zette hij een paar stapjes terug. Ik voelde zijn angst opborrelen. Toen ik me iets verschoof, rende hij gehaast weg. Ik hoorde de naam van zijn vriend gillen. 'Kom kijken! Het is die gast van youtube! Hij zit boven.' De ander wilde hem eerst niet geloven, maar omdat zijn vriend zo bleef aandringen stond hij uiteindelijk toch op. Ik was moe, dus ik kon wel wat extra energie gebruiken. Ik besloot om de mannen angst aan te jagen en zo weer eens te kunnen lachen. Ik ging staan. Mijn vleugels iets gespreid, zodat er wat zwarte materie afstroomde. Mijn staart lag op de grond gekruld in een rondje. Mijn hoofd was naar beneden gericht, zodat je goed mijn hoorns zag. Zo bleef ik staan. Ik hoorde de deur voor me opengaan. Langzaam liepen de mannen naar binnen. 'Zie je wel, ik zei toch dat hij het was!' 'Ja je hebt gelijk, alleen ziet hij er nu wel heel anders uit.' 'Hij lijkt in een soort trance te staan.' 'Ja, dus hij doet niets.' zei de man die eerst niet mee wilde. 'Ga dan kijken of ie niets doet.' 'Nou, vooruit. Om jouw gerust te stellen.' Hij liep naar mij toe, maar op zijn hoede. Stapje voor stapje kwam hij dichterbij. Toen hij nog een meter of drie van me verwijderd was, grijnsde ik. Hij kon het zien. Dat voelde ik aan de plotselinge angst van de man. Hij stapte ongerust terug. 'Zag je dat?' zei hij. 'Nee, wat bedoel je?' 'Hij leek te grijnzen.' 'Ach man, stel je niet zo aan. Je zij toch zelf dat ie niets deed.' 'Ja, je zal wel gelijk hebben.' Hij liep weer naar me toe. Dit keer, zodat zijn vriend elke beweging ook kon zien. Hij kwam nu wel erg dichtbij. Bijna zonder angst, maar de kleinste beweging zou hem laten schrikken. Hij liep aan mijn linkerkant, liep achter me, stapte net over mijn staart heen en liep nu langs de rechtkant. Toen hij weer terug wilde lopen, keek ik hem plots aan. Ik keek recht in zijn ogen. Ik voelde hoe bang hij werd, bijna hysterisch. De man liep behoed weer terug naar zijn plek achter zijn vriend. 'I'm done. Ik ga niet nog eens kijken. Die gast is echt creepy.' 'Ach schijterd. Dan ga ik er wel heen.' zei zijn andere vriend. Hij liep naar me toe. Nu keek ik hem recht in de ogen. Ik voelde wat angst groeien, maar hij hield zichzelf in bedwang. Zolang ze me niet aanraakten, deed ik hen ook niets. Dat hield ik mezelf voor. Hij liep net als zijn vriend een rondje om me heen. Maar ik voelde hem naar iets zoeken. Zoeken naar een goede plek om toe te slaan, of zoekend of ik wapens had. Zo'n blik had hij nu in zijn ogen liggen. Hij keek me weer in de ogen aan. Ik zag een vreemde flikkering in zijn ogen liggen. Hij kantelde zijn hoofd een kant op. Ik deed hetzelfde. Nu kantelde hij hem de andere kant op. Ik deed hem weer na. Hij draaide zich weer om naar zijn vriend. 'Zie je, die gast doet niets. Hij is alleen een creep.' Ik liep een paar stapjes dichterbij. Zijn vriend hapte naar adem en wees naar me. 'Wat?!' Hij keek schuw naar achteren. Maar ik stond al lang stil. Hij draaide zich weer terug. 'Wat was er dan?' Ik liep weer naar de jongen toe. 'Hij .... hij komt naar je toe....' Kon de vriend uitbrengen. De andere keek weer naar me en deed alsof hij de baas over me was en vertelde me, dat ik moest uitkijken. Hij zei dat ik daarmee moest stoppen. Hij draaide zich om. Meteen liep ik weer op hem af. Hij draaide zich met een ruk om. Ik grijnsde. 'Ik zei dat je dat niet mocht doen.' Hij draaide zich weer om en maakte aanstalten om uit de kamer te lopen. Ik liep langzaam weer naar hem toe. Hij draaide zich met een ruk om. Dit keer bleef ik niet stil staan, maar liep ik stap voor stap door. 'Blijf staan!' Ik luisterde niet. 'Niet bewegen!' Ik liep gewoon door. 'Ik gebied je te blijven staan.' Ik bleef stil staan. Niet omdat hij het me gebood, maar omdat ik letterlijk tegen hem aanstond. Ik boog mijn hoofd naar zijn oor. Ik opende mijn mond en fluisterde in zijn oor: 'Probeer maar niets. Tegen mij kun je niets inbrengen. Ik leef niet volgens regels en orders. Ik ben de Duivel.' De man zijn adem stokte. Hij wilde wegbrengen, maar hij bleef van schrik staan. Enorm veel angst drong mijn neusgaten binnen. Ik snoof het allemaal op. Het was een soort drugs voor me. Het deed me beter voelen. Blijkbaar maakte dit de man nog banger dan hij al was, en even later rook ik niet alleen angst meer. Ik hoefde nog maar 1 woord te zeggen om de man van zijn stokje te laten gaan.


DamianWhere stories live. Discover now