Birth

280 13 0
                                    

Het geschreeuw. Dat is het eerste wat ik me herinner. Daarna de beweging. Ik werd ergens uitgedrukt. Het deed pijn, maar het was een fijne pijn. Het was de pijn van leven. Maar de pijn stierf langzaam weg en daarmee ook de duisternis. Het werd lichter. Uiteindelijk ook kouder, maar het was voor mij niet koud. Toen lag ik ineens niet meer in de warme plek. Ik lag op een koud kleed. Ik wilde weer terug, maar daarmee zou ik niets bereiken. Ik moest me sterk houden. Ik huilde niet, maar spartelde wel tegen zodra iemand me optilde. Ze droogden me af en wreven me warm. Ik vond het niet fijn. Ik wilde mijn ogen openen, maar ik kreeg ze niet open. Ik wilde weg uit die ijskoude handen. Ze tilden me ergens anders naartoe. Dat waren wel warme handen. Het straalde veel liefde uit. Ik haatte liefde. Dat was het eerste gevoel wat ik me herinnerde. Toen kon ik eindelijk mijn ogen openen. Ik zag een vrouw. Ze keek me verschrikt aan. De liefde veranderde in angst. Ze riep er een zuster bij en liet haar naar me kijken. Ze deed haar hand voor haar mond. Het waren mijn ogen. Dat wist ik. Ze riep een naam. Arthur. Het was een man in een strak zwart pak, een zwarte bril op en zwarte glimmende schoenen. Hij keek me onderzoekend aan en leek toen te knikken naar de zuster. Ik voelde een opwelling in me komen. Het was haat. Haat voor alles en iedereen. Maar ik kon het beheersen. Ik kon het in me opkroppen. De angst van anderen gaf me energie. De liefde kon ik niet verdragen. Zo was ik geboren en zo zou ik altijd zijn.

DamianWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu