♫14

309 26 2
                                    

Ik stap op de underground en zet mijn tas op de stoel naast me. Ik open mijn rugzak en graaf naar het voorwerp dat mij heel dierbaar is. Ik raak in paniek als ik het niet kan vinden, maar gelukkig stuiten mijn vingers op het leren boekje. Langzaam open ik de eerste bladzijde en haal het visitekaartje er tussen uit. Williams' shop, de plek waar mijn moeder dit boekje geeft gekocht. De plek waar ze haar eerste My Chemical Romance cd heeft gekocht. De plek waar ik altijd al naartoe wilde.

Omdat het nog best wel een stukje onder de grond is, open ik het boekje en begin wat te schetsen. Ik teken graag, het is een uitlaadklep. Niet dat ik goed kan tekenen, want als ik een mens teken lijkt hij meer op een wortel, maar zolang niemand het ziet heeft niemand er last van, toch?

Als ik weer boven de grond kom zie ik dat het al begonnen is met schemeren. Ik rist mijn jack een stukje verder dicht en sla mijn armen over elkaar. Het adres wat op het kaartje staat ken ik niet, maar mijn moeder vertelde altijd dat het in een steegje dicht bij de uitgang van de underground ligt. Ik begin een stukje te lopen terwijl de zon verder onder zakt. Als ik de hoek om sla een steegje in is het donker. Het steegje is smal en rommelig, het exacte voorbeeld van een steegje waar je in het donker niet wilt zijn. Maar als het klopt wat mijn moeder zei, zou dit het steegje moeten zijn. Iet wat onzeker stap ik door de steeg. In normale omstandigheden zou ik nooit in zo'n steeg gelopen zijn, maar ik wil naar dat winkeltje. Het was mijn moeders lievelingswinkel, ook al was ze er maar een keer geweest. Ze vertelde me er altijd in geuren en kleuren over. Mijn moeder was een geweldig mens, dat kun je niet ontkennen. Ik deed veel samen met mijn moeder, want we hadden ook veel gemeen. We hadden dezelfde muzieksmaak, kledingsmaak en ideeën. Als mijn moeder naar ouderavonden kwam zag je meteen dat ze mijn moeder was. Hetzelfde zwarte haar en dezelfde chocola bruine ogen. Bij Nynke was het een ander verhaal. Nynke lijkt meer op onze vader. Haar kastanje bruine haar en haar ijsblauwe ogen lijken niets op mijn moeders uiterlijk. Daarom waren mensen ook altijd verbaasd dat onze moeder ook Nynke's moeder was.
Als ik dieper in de steeg kom passeer ik een oude man van ongeveer een jaar of vijftig. Hij heeft een lange grijze slierterige baard en lange nagels. De man zit op de grond met een sterke alcoholwalm om zich heen. Als ik voorbij kom kijkt hij me na, wat me een koude rilling geeft. Ik begin sneller door te stappen. Als ik dieper in de steeg kom, realiseer ik me dat ik waarschijnlijk de verkeerde steeg heb. De steeg loopt dood en bestaat eigenlijk alleen maar uit achterdeuren. Ik draai om en wil de steeg uitlopen, maar ik loop vol tegen de man aan.  Hij is me gevolgd.

"I'm sorry," mompel ik terwijl ik om de man heen wil lopen, maar hij pakt mijn arm vast. "Ylou can make it up wif meh," fluistert hij. De alcoholwalm is zo sterk dat ik tranen in mijn ogen krijg. "Just," zeg ik beverig. Ik kijk naar mijn arm. "Let me go." De man begint te lachen. Ik doe een stap achteruit, maar ik knal tegen een muur aan. "Youle so hot." Hij drukt zijn lichaam tegen het mijne aan. Zijn gezicht is nu zo dicht bij dat ik zijn baard tegen mijn kin aan voel. Hij tuit zijn lippen en komt op me af, maar ik draai mijn hoofd weg. Zijn andere vrije hand pakt mijn kin beet en draait mijn hoofd terug. "No fightling," mompelt hij met dubbele tong. Daarna drukt hij zijn lippen op mijn mond . Even ben ik verlamd, maar dan begin ik in een reflex te kokhalzen. Hij laat los als hij merkt dat ik me verzet. Hij haalt uit en raakt me vol in mijn gezicht. Ik krimp in een terwijl een tinteling van pijn zich verspreid door de linkerhelft van mijn gezicht. Zodra ik weer een beetje besef heb van wat er aan de hand is begin ik te gillen, wat resulteert in een stomp op mijn wenkbrauw. Terwijl ik duizel trekt hij mijn shirt open. Zijn handen glijden over mijn blote buik en bh. Ik zie niets, maar ik voel wel alles. Ik moet hier wegkomen, voordat er erge dingen gebeuren. Langzaam voel ik zijn handen naar de achterkant van mijn rug gaan, op zoek naar de sluiting van mijn bh. Paniekerig kijk ik door het zwart, maar mijn zicht is nog steeds weg. Zijn vingers hebben de sluiting gevonden. Ik voel getrek aan het bandje. Hij krijgt hem niet open!

Bedankt complexiteit van de bh!

Ik sluit mijn ogen, waarna ik ze weer open. Langzaam trekt de zwarte waas voor mijn ogen weg. Zijn greep is verslapt, omdat hij te gefocust is op het losmaken van de sluiting. Ik kijk om me heen en bereken mijn kansen. Als ik hem even uitgeschakeld krijg, kan ik de steeg uitrennen terug naar de metro. Het is ver, maar ook mijn enige kans. Ik kijk naar zijn benen die ietsjes uit elkaar staan, met mijn linkerbeen er precies midden in. Ik grijp zijn schouders beet en zet af. Mijn knie beland in zijn klokkenspel.
Hij zakt ineen en ik besluit dat dit mijn enige kans is. Ik begin te rennen naar het einde van de steeg. De gele straatlantarens en voorbijrazende taxi's zijn mijn enige uitweg. Mijn voeten raken paniekerig de grond terwijl mijn mond droog wordt. Op dit soort momenten wilde ik dat ik een sport deed. Mijn haar wappert van mijn schouders en mijn benen wisselen elkaar snel af. Ik ben bijna aan het einde van de steeg en begin harder te rennen, maar ik wordt teruggetrokken. De man heeft mijn jackje vast, die nog maar over een schouder hing. Terwijl de man dichterbij komt, bereken ik opnieuw mijn kansen. Trappen heeft geen zin meer, want dat ziet hij aankomen. Ik kan gaan gillen, maar niemand zal me horen. Uiteindelijk besluit ik mijn jasje van mijn schouders te gooien en te rennen. Als ik de hoek omsuis de steeg uit, gooi ik een palet die tegen de hoek aan staat om. Achter mij hoor ik het palet vallen, en als ik door de verlichte straat ren, hoor ik de man kreunen. Hij is gevallen.

Ondanks dat hij gevallen is ren ik door. De straat is naast de taxi's en bussen leeg, dus er is niemand die me kan helpen. Ik ben buiten adem en mijn benen voelen zwaar. Mijn hoofd tolt, waardoor het voelt alsof ik bijna flauw val. Ik wil huilen maar het lukt niet. Ik voel me vies en gebruikt, waardoor alle haat voor mezelf terug komt. Mijn voeten raken de grond terwijl de lucht langs me suist. Ik weet niet of het door de duizeling komt, maar er beginnen twee stemmen in mijn hoofd een gevecht over mijn gevoelens.
"Je hebt het uitgelokt," roept de een. "Niet waar! Het is gewoon een viezerik," gilt de ander. "Je bent niets waard, daarom koos hij je uit."
"Het had ieder ander kunnen gebeuren!"
"Maar het gebeurde bij jou!"
Ik stop met rennen en buig voorover. "STOP!" gil ik hardop. "STOP, STOP!" Ik pak mijn hoofd vast en haal adem. Dan ga ik rechtop staan. Ik probeer niet te heftig te trillen, maar dat is onbegonnen werk. Mijn lichaam trilt en mijn hoofd slaat op hol. De neiging naar mijn mesje is groot. Een afleiding, dat is wat ik nodig heb. Als ik het gevoel heb dat ik bijna weer rustig ben komt alle paniek weer terug. Het besef dat de man nog steeds achter me aan kan komen dringt tot me door, daarom begin ik weer te rennen. Omdat ik gestopt ben voelen mijn ledematen zwaarder dan eerst. Opluchting schiet door mijn lichaam als ik de trappen af ren, de underground in. Hier lopen verschillende mensen, wat me een veilig gevoel geeft. Ik minder snelheid en loop uitgeput door de ondergrondse gangen. Pas als ik beneden ben en naar het perron loop realiseer ik me dat mijn shirt kapot is. Ik pak de twee overgebleven stukken vast en sla mijn armen over elkaar. Ik loop naar het hoekje van het perron en zak in elkaar. Ik trek mijn knieën op en pak mijn benen beet. Langzaam laat ik mijn hoofd op mijn knieën zakken. Dan begin ik eindelijk te huilen.

Muziek Is De Vlucht Uit Angst [2]Where stories live. Discover now