♫3

597 48 5
                                    

De liftdeuren gaan open en ik loop de gang op. 501, 503, ik trek een sprintje. 507, 509, aha. 511. Langzaam duw ik de zware deur open van kamer 511. Het is er donker en ruikt er (hoe verassend) naar ziekenhuis. Ik hoor zachte piepjes en een ademhaling. Ik duw de deur zachtjes verder open. Ineens voel ik een koude hand op mijn schouder.

“Je mag hier niet komen” bromt een stem.

Ik draai me geschrokken om. Er staat een lange man in het wit die me niet al te vriendelijk aankijkt. Ik beweeg woest zijn arm van mijn schouder. “Ik bepaalt zelf wel of ik hier wel of niet mag komen”

“Sla niet zo’n toon tegen me aan.”

“Ik kan u ook gewoon slaan.”

Hij kijkt me verontwaardigd aan. Ik rol merkbaar met mijn ogen. “Ik wil u vragen het pand te verlaten, het is geen bezoekuur” Ik verplaats mijn gewicht van mijn ene been naar mijn andere en zucht. “Het enige wat ik wil is gewoon mijn moeder zien, dat is alles.”

“Dat gaat niet.”

Ik begin nu aardig mijn geduld te verliezen. Ik maak mijn blik nog wat dodelijker. “Wat een kut ziekenhuis is dit zeg!” zeg ik. “Ik mag mijn eigen moeder niet eens zien!” zeg ik nu harder. “Luister, rustig nou even” zegt de man. “Ik ben helemaal niet rustig!” gil ik nu. “Ik snap dat je overstuur bent, maar” Ik zucht. “Ik ben niet overstuur, ik wil alleen naar mijn moeder” De man probeert weer mijn schouder vast te pakken. “Dat gaat niet” zegt hij in een poging me rustig te krijgen.

Nee, dat weten we nu wel.

“Als je nu rustig met mij mee loopt, dan praten we het allemaal uit.” Hij rijkt zijn hand uit in de richting van de lift.  Ik geef hem een blik en blijf staan waar ik sta. “Luister eens, dat puberale gedrag van je wordt niet getolereerd.” Hij pakt me bij beide schouders beet en probeert me vooruit te duwen. “Puberaal?” vraag ik. “Weet u wat pas puberaal is? Dit” Ik stap naar achter en zet volle kracht op mijn been. Mijn been raakt met volle kracht zijn kruis. De man maakt een piepend geluid en ik glimlach even. Daarna begin ik richting de trappen te rennen. Ik ren terug naar de begane grond en langs de dame van de receptie, die op staat om me aan te spreken. Ik zwaai even naar haar en ren dan de parkeerplaats op. Ik ren naar het busje en kruip achter het stuur. Ik draai de sleutel om en de motor start. Met gierende banden rij ik van de parkeerplaats af en laat ik het ziekenhuis achter me.

De volgende ochtend word ik wakker van mijn telefoon die afgaat. Langzaam duw ik mezelf omhoog en tast naar mijn telefoon. Ik pak het ding op en kijk wie me belt. ‘Jolie Landrieu’ staat er op het scherm. Ik druk op opnemen en breng het ding naar mijn oor. “Haai” mompel ik schor. “Waar zit je?”zegt ze gehaast. “Nou, dat weet ik eigenlijk niet” zeg ik half slapend. “Wat? Kijk is om je heen slimpie” klinkt Jolie aan de andere kant. Ik klim omhoog en kom tot de conclusie dat ik in het busje zit. Ik kijk voorzichtig naar buiten en herinner me alweer waar ik ben. Ik sta op mijn favoriete plekje in het dorp, een verlaten steiger aan de dijk. Ik was er gisteren avond op weg naar toe omdat ik overstuur was en niet naar huis wilde gaan. “Ik weet waar ik ben” antwoord ik vaag. Ik wil niet dat Jolie weet waar dit plekje is, dit is mijn eigen plekkie. “Hoe laat is het?” vraag ik om het gesprek af te leiden. “Tien voor tien” antwoord Jolie. “Hoe laat moeten we weg?” zeg ik terwijl ik de motor start. “Elf uur” klikt er aan de andere kant van de lijn.

“Okay mooi, we verzamelen bij het ziekenhuis.”

Niet veel later sta ik voor het ziekenhuis. Niet omdat we moeten verzamelen, maar omdat het bezoekuur is. Ik wil het ziekenhuis geen gelijk geven, maar ik wil gewoon naar mijn moeder. Dus stap ik uit en doe het busje op slot. Langzaam loop ik naar binnen. Er zit gelukkig een andere dame achter de balie, anders was ik echt de sigaar geweest. Ik stap in de lift en wacht tot ik op de afdeling kom. De lift plingt en de duren zoeven open. Ik verbaas me dat er geen dokter of iemand anders staat om me een uitbrander te geven over gisterenavond. Inmiddels sta ik voor de kamerdeur van mijn moeder. Zachtjes loop ik naar binnen. Er staan twee grote bedden met een hoop apparatuur er om heen. In het ene bed ligt een vrouw van gemiddelde leeftijd. Ze heeft een dun brilletje op haar neus terwijl ze een boek leest. Ik probeer de kaft te herkennen, maar ik ken het niet. In het andere bed ligt mijn moeder. Ik had verwacht dat ze er slecht aan toe zou zijn, maar zo slecht had ik niet verwacht. Ze heeft grote wallen onder haar ogen, die niet meer schitteren. De vrolijke power-moeder die ik altijd had is veranderd in een zielig hoopje. Ik moet moeite doen om niet te huilen. Langzaam nemen ze mijn moeder af.

Muziek Is De Vlucht Uit Angst [2]Where stories live. Discover now