hoofdstuk Ⅻ

535 10 1
                                    

dinsdag ochtend

Ik probeer zijn starende blik te negeren in het voorbij gaan. Misschien heb ik me hem verbeeld. Maar een vlugge blik op de overkant van de straat verteld me het tegenovergestelde, hij staat er nog en hij kijkt me recht aan. 

Connor steekt de straat over en ik kijk naar Joris om te zien of hij het merkt, maar die is diep verwikkeld in een telefoon gesprek en merkt er duidelijk niets van. 

De jongen die me een week lang allemaal dingen liet voelen en vervolgens uit mijn leven verdween komt steeds dichterbij. Ik wil me omdraaien en terug het gebouw in lopen. 

Connor en z'n vrienden vinden het vast heel grappig. 'Haha, je hebt die domme trut verlieft op je gemaakt en daarna heb je haar als een blok laten vallen. Wat een lol.'  

Ik ga sneller lopen, in de hoop dat we elkaar in het voorbij gaan links laten liggen. 

Maar zulke dingen gaan altijd anders dan je gewild had. Zijn schouder strijkt langs de mijne. 'Toch wel je vriendje?' Hij is al doorgelopen voor ik kan reageren. 

Ik blijf stilstaan. Joris lijkt het niet eens te merken en loopt druk pratend in zijn telefoon door. 

'Jaloers?' Vraag ik aan Connors rug. Diezelfde rug verstrakt en Connor draait zich om. 

Hij kijkt me aan met een lome grijns. 'Het is beter als wij bij elkaar uit de buurt blijven, schat.' 

Ik kook van woede. Eerst zoent ie' me vol passie, daarna verdwijnt hij voor bijna een maand uit mijn leven zonder enige verklaring en nu heeft hij het gore lef om me schat te noemen? 

'Ik ben je schat niet.' Mijn woorden komen er minder venijnig uit dan ik gewild had. Hoe krijg ik het toch voor elkaar om telkens als ik in zijn buurt ben te klinken als een klein kind? 

Connor lacht alleen maar. 'Nogmaals: als je slim bent blijf je bij me uit de buurt.' 

Ik doe een stap naar hem toe. 'Ik snap het niet,' ik zet nog een stap. 'Eerst zoen je me, en daarna verdwijn je. Je vader is doodongerust, weet je.' 

Hij lacht schamper. 'Die ouwe is niet ongerust om mij, hij is ongerust om zijn poen. En geloof me, je kunt beter een heel eind bij me uit de buurt blijven. Die kus was een fout.' 

Met die woorden draait hij zich om en beent in tegenovergestelde richting weg. Weg van het gebouw waarin we tot voor kort allebei werkten, weg van mij, weg van alles. 

Die kus was een fout. Nou, zou voelde het anders niet. Woest veeg ik onder mijn oog door. Ik huil niet, echt niet. 

God, ik herken mezelf amper, ik ben in een maand tijd van een vastberaden advocate in een week plasje verliefdheid veranderd. Ik haat het, ik haat het, ik haat het. 

Joris is doorgelopen en heeft nog steeds niet gemerkt dat ik niet meer achter hem aan hobbel. Wat een klootzak. 

Ik zie Connors blauwe colbert nog net het park in verdwijnen. Ik zet het op rennen, hier laat ik het dus echt niet bij zitten. 

In het park is het druk. Allerlei dagjesmensen die genieten van de laatste zonnestralen van de herfst. Ik loop met een boogje om een tiener met een stel honden heen en probeer niet tegen joggende mensen op te lopen. 

Ik volg Connors jasje tot diep in het park. Het is zo'n plek waar drugsdealtjes worden gedaan en je moeder van zegt dat je er niet moet komen in je eentje na tien uur 's avonds. 

Als ik merk dat zijn pas vertraag, vertraag ik ook. Ik blijf stilstaan en probeer me half achter een boom te verschuiven wanneer ik zie dat twee jongens naar Connor komen toegelopen en hem een duw geven. 

Ik wil bijna vanachter mijn boom vandaan komen, maar dan zie ik dat dit niet zomaar 'gewoon' vrienden zijn. Een van hen heeft een mes bij dat blikkert in het zonlicht dat tussen de bladeren door valt. 

'Ik verwacht nog steeds mijn geld, maatje. Deze keer gaat je pappie je niet kunnen redden.' Ik verstijf. Waar heeft die gast het over? 

De andere jongen geeft Connor nog een duw, waarop Connor hem in zijn gezicht stompt. 'Je krijgt je geld heus wel,' zijn stem is akelig koud. 

Ik ga zo op in wat er voor me afspeelt dat het even duur voor ik door heb dat er iemand achter me staat. 'Een beweging en ik steek.' Ik schrik me rot. Met een ruk draai ik me om, er staat een jongen - of eerder een beer van een man - achter me, en het mes in zijn hand ontgaat me zeker niet. 

Hoe komt iedereen opeens aan een mes? Ik probeer razendsnel te denken, maar ik kom erachter dat mijn hersenen op een mierentempo werken als ik bedreigd word. 

De man zegt dat weer om moet draaien en zet het mes lichtjes tegen mijn rug. Hard genoeg om het te voelen, maar net niet hard genoeg om me te verwonden. 'Lopen.' 

Ik begin kleine stapjes in de richting van Connor en de andere twee gasten te zetten. Maar het gaat blijkbaar niet snel genoeg en ik voel hoe de man achter me het mes steviger in mijn rug prikt. De tranen springen in mijn ogen en ik loop sneller. 

Hoe ben ik hier nou weer in verzeild geraakt? Ik ben advocaat verdomme, ik hoor niet bij het delict betrokken te zijn. 

'Als we daar je vriendinnetje niet hebben,' de jongen zonder mes merkt me eerder op dan zijn maat. Connor draait zich met een ruk om. Alle kleur verdwijnt van zijn gezicht. 

Hij draait zich weer om en als hij begint te praten kan ik zijn gezicht niet zien, maar ik kan de smekende toon in zijn stem wel degelijk horen. 'Zij heeft hier niks mee te maken.' Hij kijkt naar de man achter me. 'Laat haar gaan.' 

De man boort zijn mes in mijn mantelpakje en ik slaak een kreetje. Snel sla ik mijn hand voor mijn mond, maar het is al te laat. De mannen beginnen te lachen. 

'Dat klinkt niet leuk, wel?' De jongen zonder mes geeft Connor treiterig een duw. Daarna wenkt hij zijn maat. 'Ik wil mijn geld op de afgesproken tijd op de afgesproken plek.'

Hij knikt naar de man die achter me staat. 'Anders gaan we verder met dat mes bij je vriendinnetje.' Het mes verdwijnt van mijn rug en de man loopt achter zijn twee maten aan het park weer in. 

Ik kan me niet bewegen. 

Connor komt naar me toegelopen en kijkt me indringend aan. 'Is alles goed met je?' Hij gaat met zijn handen door zijn haar, zijn ogen staan paniekerig. 'Merel, ik moet weten of alles goed met je is.' 

Ik knikt, half verdwaasd. 'Waar...' ik kijk hem aan, zoek de ogen die al vanaf moment een vertrouwt voelden. 'Waar ging dat in Godsnaam over, Connor?' 

Hij legt zijn hand in zijn nek. 'Dat is de reden dat je heel ver bij me uit de buurt moet blijven.' 

Heel veel liefs xxx

Alles Wat We Lief Hebben ✔Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu