Begrafenis

0 0 0
                                    

Die nacht slaapt ze voor het eerst sinds jaren weer in haar oude bed. De wollen AaBe-dekens uit haar jeugd liggen er nog op.
Ze ontbijten samen met suikerbrood en ontbijtkoek. Haar vader is een zoetekauw. Is wel goed ook, dan bederft er ook niets.
De uitvaartmensen komen weer langs. Ze blijven niet lang. Haar moeder blijkt de hele begrafenis al te hebben geregeld.
De dagen erop is er veel bezoek. De kamer vult zich met bloemen. Ze draaft af en aan met koffie en koekjes.

Op de ochtend van de begrafenis wordt haar moeder de rouwauto ingedragen. Ze gaat naast haar vader zitten. Een lange stoet auto's volgt hen. Als ze de kerk inlopen ziet ze dat er nauwelijks nog een plekje vrij is. Oom Piet en tante Gerda zitten naast oom Jan en tante Annie op de voorste rij. Tante Heleen en haar vriend zitten er vlak achter, naast wat familie die ze minder goed kent.
Het hele dorp is uitgelopen. Hun oude buurtjes zijn ook gekomen, ziet ze, helemaal uit Rotterdam.
De toneelclub van haar moeder. Die van een dorp verderop, waar ze ook wel eens bijsprong. De ouderen van de soos waar ze vrijwilligerswerk deed. Ze strompelen de kerk binnen, wijzend, pratend. Die hebben al vaker met dit bijltje gehakt. Hun begeleiders zijn stil en verdrietig. Zij zijn nu hun collega kwijt.
Ze leest zonder haperen een algemene psalm voor, zoals ze vooraf met de pastor heeft afgesproken. Ze voelt niets.
Oom Piet houdt een gloedvolle toespraak en haalt een voorval aan dat ze helemaal vergeten was. Haar moeder had eens, met rood hoofd en al, een toespraak gehouden in de gemeenteraad over het behoud van de ouderensoos. Ja, zo was ze.

De dragers lopen naar het graf. Langzaam laten ze de kist zakken.
Ze krijgt het te kwaad.
Nu is het echt gebeurd, denkt ze. Ik kan het niet meer ontkennen.

Na afloop wilde haar moeder geen aula maar een zaaltje. In karavaan rijden ze ernaar toe, zij en haar vader voorop. In plaats van cake zijn er krentenbollen.
Je moeder was een bijzondere vrouw, zegt een man haar. Je zult wel trots op haar zijn.
Tante Heleen trekt haar naar zich toe.
Ik had haar een beter leven gegund, zegt ze.
Ze heeft het moeilijk gehad, sluit tante Annie aan. Ze moest op haar twaalfde al gaan werken.
Ze had heel graag willen doorleren, knikt Ruth. Haar broers mochten dat wel maar zij niet.
Als iedereen vertrokken is gaat ze met haar vader mee naar achter om af te rekenen met de eigenaar.
Als ze de deur opendoet ziet ze tot haar verbazing een bekend gezicht.
Anita! zegt ze schutterig. Ik wist niet dat je nog in Doesburg woonde. Hoe is het? Is deze zaal van jou?
Ja, en van mijn man, knikt Anita. Met mij is alles goed hoor. Gecondoleerd met je moeder.
Dank je. Fijn om te horen, zegt ze. Ik heb wel aan je gedacht hoor.
Ja. Lang geleden alweer, zegt Anita. Ze glimlacht kort.
Volgens mij zijn we nu weer goed, denkt Ruth.
Heb je mama nog gesproken?
Ja, ze is een paar keer langsgeweest voor de reservering. We hebben samengezeten.
En ze heeft niks tegen mij gezegd, denkt Ruth. Ze heeft het beter gedaan dan ik. Ik ben nu het ijskonijn.
Ze nemen afscheid van Anita en rijden weer naar het stille huis van haar vader. Ze slaapt weer in haar oude bed.
Voor ze die ochtend de trein naar huis neemt wandelt ze nog een keer langs het graf.
Dag mam, zegt ze en drukt een kus op het bordje. Dag Hermine.

SappelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu