'We willen alleen even naar het toilet,' protesteert Leona. 

'Sorry, ik mag haar niet naar buiten laten. Ga maar weer terug naar de anderen en wacht daar tot je wordt opgehaald.' De man loopt weer weg, alsof hij ons vertrouwt, maar dat is waarschijnlijk niet waar. Als hij niet kijkt zijn er vast anderen die dat wel doen. Verslagen gaan we terug naar de anderen. Ze stellen geen vragen, waarschijnlijk weten ze al wat er is gebeurd. 

Na vijf minuten komt Vince de kamer in. 'Kom je? We gaan je klaarmaken voor vertrek.' 

Ik kijk de anderen even aan. Zonder aanleiding begint Leona mij te knuffelen. 'Ik ga je missen,' zegt ze zacht in mijn oor. Ik sla mijn armen ook om haar heen. Plotseling voel ik nog een aantal paar armen om mij heen. 

'Doei.'

'Tot ooit.' 

'We gaan je missen.' 

Na een paar seconden laten ze me los, als laatste Leona. 'We zullen elkaar ooit weer terugzien. Misschien sneller dan je denkt.' 

'Je kan dit halen Leona. Probeer het alsjeblieft.' Ze knikt licht. 'Nou, doei allemaal. Veel succes nog verder.' Ik zwaai even en ga dan naar Vince. 

Hij begint weg te lopen en ik ga erachteraan. Misschien is Vince soms een beetje streng, maar hij is geen slechte begeleider. Ik vraag me af wat er met hem gebeurt als ik weg ben. Hij is wel een soort leider, dus ik denk dat hij zijn positie mag behouden. 

We lopen door de gangen, de gangen waar ik zelf al vaak genoeg doorheen ben gegaan. Toch komen we uiteindelijk terecht in een deel dat nieuw is voor mij. In plaats van rechtdoor naar de sportzaal gaan we rechts door een deur en vervolgens door een gang met nog drie bochten erin. Tot we uitkomen bij een open deur waar een vreemde man staat te wachten. Hij lijkt ouder dan de meeste hier. 

'Hallo Zoë, ik ben Stefan, de baas hier. Voordat je vertrekt moeten we eerst wat testjes doen om te kijken of je helemaal gezond bent. Vince, jij mag teruggaan. Zoë, volg mij maar.' De man heeft een misselijkmakende glimlach op zijn gezicht. 

Vince vertrekt meteen en ik loop naar binnen. Zo te zien is dit een soort ziekenzaal, aangezien er een hoop ziekenhuisbedden tegen de muren staan. Stefan haalt me in en loopt naar een deur aan de rechterkant van de zaal. Ik volg hem, waarna we binnenkomen in een zaal met daarin twee bedden die worden gescheiden door een gordijn. 'Ga maar op het bed liggen. De dokter en ik maken je vast, zodat je niet opeens weg kan rennen.' 

De dokter valt me eigenlijk nu pas op, maar hij staat dan ook wel redelijk verborgen. Gehoorzaam loop ik naar het bed en ga liggen. Meteen worden er banden om mijn enkels en polsen gedaan. Dit lijkt wel heel erg op een bed dat ze ook in Amerika gebruiken. Die ene voor mensen die de doodstraf krijgen. 

'Oké, voordat we beginnen geef ik je eerst een spuitje met alle vitamines die je hebt misgelopen in de tijd dat je hier was. Ontspan maar en dan is het zo voorbij,' zegt de dokter. 

Ik kijk een beetje om me heen en zie dan in mijn ooghoek dat Stefan de kamer verlaat. Het maakt me niets uit, ik hoef hem hier ook niet te hebben. Ik zie ook hoe de dokter uit het stalen kastje naast het bed een spuit haalt. Dit is het einde. Ik heb geen kans gehad om mijn familie gedag te zeggen, geen kans gehad om nog voor de laatste keer op mijn piano te spelen. 

Zonder dat ik ze weg kan vegen beginnen er langzaam tranen in mijn ogen te verschijnen. 

'Wat is er?' Ik zie hem niet, maar ik hoor dat hij bezorgd is. 

'Ik weet heus wel wat er nu gaat gebeuren, ik ga dood,' zeg ik zacht. 'Doet het pijn?' Met die vraag worstel ik al, sinds het moment dat de anderen zeiden dat je hier misschien nooit meer levend uitkomt. 

'Ik... ik weet het niet.' Hij leek even van zijn stuk gebracht. 'Hoe lang weet je het al?' 

'Al iets meer dan een week denk ik. Die anderen weten het ook al, maar zeg alsjeblieft niets tegen je collega's,' smeek ik. 

'Dat beloof ik. Maar als je het al wist, waarom kwam je dan hierheen?' 

'Wat ik ook doe, wat ik ook probeer, ik kom hier niet weg. Ik heb er denk ik geen vrede mee, maar ik had geen keus.' Gek genoeg zorgt dit gesprek ervoor dat ik me begin te ontspannen. 

'Het spijt me heel erg, het was niet de bedoeling dat jullie iets door zouden hebben. Toch kan ik je niet laten gaan, snap je dat?' Zijn stem is iets zachter dan daarnet, alsof hij zich schuldig voelt voor iets waar hij niets aan kon doen. 

'Ja. Doe het maar, ik ben er klaar voor.' Mijn ogen worden nog wat vochtiger en de tranen lopen langzaam over mijn wangen. Ik knijp mijn ogen stijf dicht. 

Zonder enige waarschuwing voel ik dan een prik in mijn arm. 'Denk aan een mooie plek. Je zult daar straks zijn.'

Ik denk aan thuis. Aan mijn familie en vrienden en hoe het zou zijn geweest als ik hier nooit terecht was gekomen. Langzaam voel ik hoe mijn lichaam slapper wordt en ik de slaap het begint ver te nemen. Dit doet geen pijn, het voelt vredig, alsof ik eindelijk rust heb. Vaarwel wereld, het ga je goed.

CriorWhere stories live. Discover now