De ketting

14 0 0
                                    

Die nacht trek ik nog verder het bos in met mijn lantaarn, zo ver mogelijk bij het dorp vandaan. Ik kan de jongen niet vergeten. De herinnering aan zijn verschrikte gezicht speelt zich steeds opnieuw af.

Zou hij mij verraden?

Hopelijk hoef ik nooit achter het antwoord te komen. Het is het beste als ik zo ver mogelijk van dit dorp vandaan blijf.

Ik loop verder. De bleke maan baant zich een weg door de dikke boomtakken. Zwakke stralen licht bereiken mijn gezicht.

Angstig kijk ik om me heen: niets. Het bos is gehuld in een intense duisternis.

In het bos onderscheid ik patronen: lange grillige figuren die langzaam op me af kruipen. Mijn moeder staat voor me. Ze heeft een zweep in haar hand en sist. Ik gil. Mijn lantaarn klettert op grond. De vlam dooft. Met trage, dreigende stappen loopt de figuur mijn richting op. Ze gooit de zweep naar achteren, klaar om hem op mijn huid te laten ketsen. Wanhopig gooi mijn handen in de lucht. Ik probeer het beeld van mijn moeder weg te drukken en stel me voor dat er een hete, blauwe vlam in mijn hand ontstaat. Het werkt. De vlam verschijnt en de beelden verdwijnen voor mijn ogen. Het pad is fel verlicht. Mijn hartslag bonkt in mijn keel. 

Ik neem mijn omgeving vlug in me op. Links van me staat een grote, hoge eik met een paar laaghangende takken.  Ik wil de boom inklimmen als ik voetstappen hoor.

Met een ruk draai ik me om.

"Niet schrikken," fluistert iemand. Ik deins achteruit en doof snel de vlam in mijn hand. De stem komt me vaag bekent voor.

"Ik weet wat je bent. Ik wil je geen pijn doen."

"Ga weg," snauw ik. Mijn stem klinkt net zo kil als ik bedoelt had. Nu is het de buurt van de persoon om achteruit te deinzen.

"Sorry," zegt hij. 

Zijn reactie verbaast me. 

"Als je niet weggaat, zorg ik daar zelf wel voor." Mijn stem klinkt niet overtuigend genoeg. Ik weet wie het is. Deze jongen maakt me nieuwsgierig naar de reden waarom hij zich zo rustig gedraagt.

"Luister," zegt hij. Hij zet een stap in mijn richting. Hij heeft een afgestompte kaars in zijn handen. Het zwakke schijnsel verlicht zijn gezicht. Zijn grote, groene ogen proberen mijn blik te grijpen.

"Op het marktplein..." begint hij. "Op de een of andere manier voel je zo bekent."

Het blijft even stil.

"Ik ken je niet," zeg ik op een toon waarmee ik aangeef dat het gesprek afgelopen is. Ik draai me om en loop van de jongen weg. "Waag het niet me nog eens te volgen," sis ik.

"Ik ben Finn. Leuk je te ontmoeten," zegt hij. Ik voel bijna hoe hij zijn ogen rolt. Zijn voetstappen komen dichterbij en weet dat hij me inhaalt.

"Ik weet niet waar je mee zit, maar ik wil je graag helpen."

De jongen houdt zijn adem in.

"Je weet inderdaad niet waar ik mee zit. Het is meer dan je ooit zou kunnen bevatten," schreeuw ik naar hem. Woedend loop ik weg. Tranen lopen opnieuw uit mijn ooghoeken.

"Waarom?" roep ik over mijn schouder. Mijn stem klinkt rauw en hard. De jongen draaft achter me aan. Donkerbruine lokken vallen over zijn wenkbrauwen.

"Waarom wil je een meisje helpen dat alleen maar tegen je schreeuwt en zich verbergt onder een kap? Waarom blijf je niet bij je familie? Die hebben je vast harder nodig dan ik."

Tot mijn verbazing kan de jongen me makkelijk bijhouden.

"Mijn familie is dood." Hij haalt zijn schouders op.

"Dat is geen goed excuus," bijt ik hem toe.

"Jawel," antwoordt hij. "Dat betekent dat er niemand om me geeft en dat ik dus kan doen en laten wat ik wil."

"Is dat jouw definitie van vrijheid? Niemand hebben om van te houden?"

Ik blijf staan. Finn antwoordt niet. Hij doet een stap in mijn richting en steekt zijn hand uit. Ik verstijf. Voorzichtig schuift hij mijn kap naar achter. Zijn vereelte duim volgt de lijnen van mijn littekens, van mijn kin tot mijn wenkbrauw.

"De mensen op aarde zijn vervloekt, verschrompelt," fluistert hij. "Jij bent anders."

Ik sla zijn hand weg en richt mijn ogen op. Finn verstijft maar blijft staan. Zijn ogen zijn het tegenovergestelde van de vuile kleren die hij draagt. In zijn diepgroene ogen flikkert een vlam. Een vlam die onmogelijk te doven lijkt.

Ik probeer zijn blik te peilen. Is hij betrouwbaar? Het antwoord op die vraag ligt binnen handbereik.

Ik buig mijn hoofd en maak het sieraad rond mijn nek los. Teder wrijf ik over de kristal in het midden. Dan stap ik naar de jongen toe en druk het voorwerp tegen zijn borst. Vragend kijkt hij me aan. De kristal wordt steeds warmer onder mijn vingers en licht blauw op.

Ik glimlach voorzichtig.

"Goed?" vraagt hij.

Text copyright © Isegrimmm ™ 2019-

The moral right of the author has been asserted. All rights reserved. This story is publishes subject to the condition that it shall not be reproduced or retransmitted in whole or in part, in any manner, without the written consent of the copyright holder, and any infringement of this is a violation of copyright law. A single copy of the materials available in this story may be made , solely for personal, noncommercial use. Individuals must preserve any copyright or other notices contained in or associated with them. Users may not distribute said copies to others, whether or not in electronic form or in hard copy, without prior written consent of the copyright holder of the materials.

 Dat is dan hoofdstuk twee! :)) Liefs

Last of her kindWhere stories live. Discover now