Hoofdstuk 11

83 5 0
                                    

Pov Angel
We komen aan bij een huis en Daimon maakt me voorzichtig wakker.

"We zijn er." Hij tilt me op en loopt naar binnen. Daimon legt me in een bed en wil weg lopen.

"Wacht." Ik pak zijn arm en trek hem terug.

"Is er wat?" Vraagt hij lief terwijl hij op de rand van het bed gaat zitten.

"Kan je hier blijven? Ik wil niet alleen zijn." Ik kijk bang om me heen naar de grote onbekende kamer.

"Tuurlijk." Daimon komt naast me liggen en ik kruip tegen hem aan. Hij slaat zijn armen om me heen en houdt me stevig vast.

"Ben ik echt veilig?" Vraag ik hem.

"Nee, mensen weten dat je een van de Zes bent dus ik denk dat je nergens meer veilig bent." Hij zag waarschijnlijk mijn bange blik want hij voegt er snel aan toe, "Maar dit is de meest veilige plek."

"Zal ik ooit nog een normaal leven kunnen leiden?" Ik voel tranen in mijn ogen prikken.

"Ik weet het niet, maar ik zal er alles aan doen dat je weer normaal kan zijn." Hij streelt met zijn hand over mijn rug om me te kalmeren.

Maar het werkt niet. Tranen stromen over mijn gezicht en ik druk mijn gezicht tegen Daimon's borst aan. Ik wil hier weg, weg van deze plek, weg van deze wereld en weg van mijn leven dat binnen een paar weken vreselijk is geworden.

"Het komt goed, echt." Daimon houdt me stevig vast.

"Nee dat komt het niet, ik kan niet meer over straat, geen baan meer krijgen en geen leuke dingen doen. Ik zal voor altijd moeten onderduiken en vluchten." Ik kijk hem aan terwijl de tranen nog steeds over mijn gezicht stromen.

"Je hebt nog een kans. Als het ons lukt deze samenleving te vernietigen dan kan je weer een normaal leven lijden. En ik zal er alles aan doen voor de mensen, de Zes en voor jou." Hij kijkt me ernstig aan. "Ik beloof het."


"Daimon was zo razend toen hij hoorde dat jij opgepakt was. Hij wilde de hele tijd naar je toe gaan en je redden, maar ik kon hem nog niet tegenhouden." Mevrouw van Pijl glimlacht. "We hebben samen een plan gemaakt en hebben je toen gered."

Ik luister aandachtig en eet mijn ontbijt. Mevrouw van Pijl legt me hun hele plan en voorbereiding uit. Uriël was er al snel achtergekomen dat ze iets van plan waren en heeft ze geholpen. Ook hadden ze hulp van een mysterieuze jongen. Ze wist niet wie hij was en waarom hij hun hielp maar hij stond erop om te helpen.

Eerst had Uriël alle beveiligingscamera's uitgeschakeld en konden Daimon, mevrouw van Pijl en de jongen naar binnen. Daimon en mevrouw van Pijl gingen naar mij en Christian toe en de jongen schakelde, als het nodig was, mensen uit. Als ze ons hadden bevrijd brachten ze ons naar een afgelegen huis, aan de buitenkant van de stad. Om de stad zat een krachtveld zodat de Gevallenen de stad niet in konden en wij er niet uit. De Gevallenen konden de stad niet zien door het krachtveld en het zorgde voor een gevoel dat ze daar niet heen moesten gaan.

Nu zitten we hier dan, ik weet niet zeker of ik hier blij mee ben. Zo ver weg van al het andere leven, niks meer kunnen doen.

Er klopt iemand op de deur en gelijk zit ik rechtop. Mevrouw van Pijl kijkt me even bang aan en denkt waarschijnlijk hetzelfde als ik, we zijn ontdekt.

"Blijf hier." Zegt ze terwijl ze opstaat en naar de deur loopt.

Ik sta op en verstop me achter een kast. Ik hoor de deur open gaan en mevrouw van Pijl zeggen, "Wie is daar?"

Ik maak me ze dun mogelijk en drukt me tegen de muur aan. Ik moet weer terug naar de gevangenis, ik moet weer terug, ik moet weer terug. Ik probeer mijn ademhaling onder controle te krijgen maar het lukt niet echt.

"Heb je ondertussen het raadsel al opgelost?" Ik sta oog in oog met een jongen van mijn lengte die helemaal in het zwart gehuld is.

"Schaduw." Zeg ik ademloos. Het is de jongen, mijn schaduw, mijn volger. Ik gil en probeer weg te komen, wat niet echt lukt omdat ik tussen de kast en muur sta gedrukt.

"Angel?" Mevrouw van Pijl komt de kamer in gestormd. Ze ziet de jongen en relaxt een beetje, "O jij bent het."

"Je kent hem?" Vraag ik terwijl ik bang naar hem kijk. Ik kan zijn gezicht niet zien omdat hij een capuchon op heeft en zijn neus en mond bedekt zijn door een doek.

"Je hebt gelijk, hoe ben je erachter gekomen?" Zijn stem is hees en redelijk hoog alsof hij nog redelijk jong is.

"Door een droom." Zeg ik een beetje beschaamt.

"Aha." Zegt hij en stapt naar achter en ik loop snel bij hem weg. "Dromen is vreemd, vind je niet?"

"Waarom?" Vraag ik fronsend.

"Omdat je hersenen van alles kunnen bedenken, ze laten je grootste angsten zien, je leukste gebeurtenissen, complete onzin of de waarheid." Ik kan zien dat zijn ogen glinsteren in de schaduw van zijn capuchon. "Bijvoorbeeld heb je door een droom mijn identiteit geleerd en hoe je je gave moet gebruiken."

Ik kijk hem verbaasd aan. "Hoe weet je dat? Ik heb het alleen tegen Daimon gezegd."

"En toch weet ik het." Zegt hij mysterieus.

"Dat is geweldig Angel, dat je eindelijk je gave kan gebruiken." Mevrouw van Pijl kijkt me trots aan.

"Ja." Zeg ik terwijl ik wantrouwig naar de schaduw jongen kijk. Ik vertrouw hem niet. Waarom zou ik? Tot nu toe heeft hij een niet goede indruk op me gemaakt. "Wie ben je echt?"

"Dat zal ik je jammer genoeg niet kunnen vertelen." Zegt hij ernstig.

"Waarom niet?" Vraag ik hem bot.

"Dat vertel ik niemand zodat niemand me kan vinden." Zegt hij alsof het de normaalste zaak van de wereld is. "Maar ik kan je wel een ding vertellen."

"En dat is?"

"Ik ben de laatste." Zegt de schaduw jongen.

"De laatste waarvan." Vraag ik geïrriteerd, waarom kan hij niet gewoon tot zijn punt komen?

"Ik ben de laatste van de Zes. We zijn compleet, Uriël, Daimon, Jennifer, Christian, jij en ik. Ik ben nummer Zes."

The FallenWhere stories live. Discover now