Hoofdstuk 1

76 6 4
                                    

"En, Angel, wat heb jij voor cijfer voor het verslag?" Clara kijkt me vragend aan. Ik weet dat ze mijn cijfer wil weten omdat haar cijfer hoger is en ze er dan mee kan pronken hoe goed ze wel niet is.

"9,5 omdat ik 19 woorden teveel heb." Ik zucht, ik had zo mijn best gedaan op het verslag over onze wereld en dan krijg ik punten aftrek omdat ik 19 woorden te veel heb.

"Wat is meneer Wilson stom, ik heb maar een 9,8." Ze trekt pruillip, hopend op een complimentje.

"Ja hij is inderdaad een stomme man." Ik sta op en loop naar Vienna, mijn beste vriendin. "En wat heb je?"

"4,2. En er staat bij: Je moet beter letten op spelling, lay-out en Wikipedia is niet een bron."

"Dan vind ik een 4,2 wel een beetje overdreven." We lopen het klaslokaal uit en ik sla een arm om haar schouder heen. "Ik ga je bij de toets helpen zodat je een beter cijfer haalt."

"Bedankt." We lopen naar onze kluisjes en pakken onze spullen. "Tot morgen Vien."

"Tot morgen." Ik begin te lopen.
Ik ben Angel, Angel Springer. Zelf vind ik het een rare achternaam maar ja. Ik ben de dochter van de twee machtigste engelen, Michaël en Dina Springer. Ik heb drie broers, Aquariël, Uriël en Raziël. Alle drie zijn ze afgestudeerd en Engelen geworden. Dit jaar moet ik de keuze maken of ik een Engel of een Duivel wordt. Je zou denken dat ik het al wist, ik ben familie van alleen maar Engelen, de machtigste nog wel. Maar Engelen zijn vreselijk, de meeste tenminste. Een goed voorbeeld is Raziël, hij is arrogant en denkt alleen aan zichzelf en vindt zichzelf beter dan de rest. Eigenlijk net zo als...

"Hey Angel," Clara. Ik plak de meest neppe lach op mijn gezicht. "Ik wist niet dat jij hier ook langs moest."

Dat wist ze wel want ze had me al vaker gevolgd. "Wat toevallig." Ik stopte mijn handen in mijn zakken en liep door.

"Anders kunnen we voortaan samen lopen." Claes ging naast me lopen.

"Zou kunnen." Ik had geen zin om met Clara te gaan lopen. Clara dacht altijd al dat we vriendinnen waren maar ik heb haar nooit gemogen. We liepen in stilte verder.

"Ik moet hier erin." Ik liep een zijstraatje in, hopend dat Clara me niet zou volgen.

"O ik dacht dat je rechtdoor ging." Clara keek me raar aan.

"Tot morgen." Ik draai me om en loop snel weg. Dit deel van de stad ken ik niet zo goed. Ik dwaal een tijdje rond en ik vind weer hetzelfde zijstraatje en loop erin.

Halverwege wordt ik hard tegen de muur geduwd. "En wat denk jij hier wel niet te doen?" Een jongen met zwart haar houd me tegen de muur gedrukt. Hij is een van de Duivels die er voor zorgen dat ze een slecht beeld krijgen.

"Niks." Snauw ik en probeer me los te wurmen maar hij doet zijn ene arm om mijn middel waardoor ik helemaal niks meer kan. Hij brengt zijn mond naar mijn oor en fluistert "Kleine Engelen moeten hier niet komen."

"Blijf van me af." Hij zoekt de zoom van mijn shirt, als hij die gevonden heeft laat hij zijn hand over mijn huid glijden. Ik huiver en probeer weer los te komen.

"Laat haar los Marvin." De jongen, Marvin, laat me los en stapt bij me weg. Ik zie een lange jongen met bruin haar naar ons toe lopen. "Ik loop wel met je mee naar huis."

Ik kan heus wel voor mezelf zorgen hoor." Ik strijk mijn shirt glad en pak mijn tas die op de grond was gevallen.

"Dat geloof ik wel, maar ik wil niet dat je iets overkomt." Hij staat nu recht voor me en kijkt me aan. Zijn ogen zijn ijsblauw en doordringend en ik voel me nog kleiner dan ik al ben.

"Als je het zo graag wilt." Ik draai me om en loop verder niet op de jongen wachtend.

"Hoe heet je?" Hij had me met twee gigantische stappen ingehaald en loopt nu naast me.

"Gaat je niks aan." Vaak als ik mensen vertel dat ik Angel Springer ben hebben ze gelijk een oordeel over me, dat ik ook zo een vreselijke Engel ben.

"Wat zijn we weer aardig, zeg." Ik kon horen aan zijn stem dat hij glimlachte, "Nou ik ben Daimon."

Mijn mond viel open en ik stopte, "Dè Daimon? Daimon Brice?" Daimon Brice is de zoon van twee bekende Duivels. Mijn ouders zeiden vroeger altijd dat zij de meest vreselijke personen waren die er bestaan. Ook hebben ze me verboden om met Duivels om te gaan dus als er 1 persoon is met wie ik niet gezien mag worden, is hij het wel.

"Ja, dat ben ik. Waarom vind je dat zo bijzonder, Engeltje?" Hij grijnsde naar me. Snel doe ik mijn mond dicht en loop ik weer door.

"Uhm, ik... geen idee." Ik laat mijn zwarte haar voor mijn gezicht vallen zodat niemand kan zien dat ik het ben.

"Had je niet verwacht dat het kind van twee duivels zo knap kon zijn?" Hij gaat met zijn hand door zijn haar, "Nou, Engeltje, jullie zijn niet de enige die knap kunnen zijn."

"Ik ben geen Engel en ik heb nooit gezegd dat duivels lelijk zijn." Ik word rood en hou mijn ogen op de weg. Als ik eerlijk moet zijn, hij is best knap, kastanjebruin haar en blauwe ogen waar je je in kan verliezen.

"Je zei ook niet dat ze knap zijn. En je lijkt wel erg veel op een Engel, licht kleding enzo. Ik ga je gewoon noemen zoals ik wil zolang ik je naam niet weet."

"Oke prima."

"Bedoel je dat Duivels ook knap zijn of dat je het goed vind dat ik je engeltje noem?"

Ik had geen zin om te antwoorden dus ontweek ik zijn vraag, "We zijn er."

"Waar zijn we?" Daimon kijkt me fronsend aan.

"In mijn straat." Ik hoop dat hij niet doorhad dat het een leugen was.

"O ja, natuurlijk." Hij ging weer met zijn hand door zijn haar. "Fijn je ontmoet te hebben, Engeltje."

"Doei." Ik draai me om en loop bij hem weg. Zou Daimon me nakijken? Of is hij al weggelopen? Ik wil me niet omdraaien, maar ik doe het toch. Hij staat er nog en als hij me ziet kijken, begint hij te grijnzen. Ik draai snel mijn hoofd weg en loop stevig door.

Aan het einde van de straat sla ik de hoek om en begin te rennen. Ik wilde niet dat Daimon wist dat ik in een van de rijkere wijken woon dus was ik omgelopen. Achteraf vind ik dit een dom idee omdat ik nu nog een stuk moet lopen en ik op tijd thuis moet zijn. Mijn ouders hoeven vanavond beide niet te werken dus gaan we gezamenlijk eten.

Een paar minuten later kom ik hijgend thuis aan. Ik doe mijn jas en schoenen uit, gooi mijn tas in de hoek en loop naar de eetkamer.

"Angel, daar ben je eindelijk. We wachten al de hele tijd op je." Mijn moeder loopt langs me met een dampende schotel met eten.

"Sorry moeder, ik werd opgehouden." Ik neem plaats aan tafel, tegenover Raziël. Hij kijkt me even aan en kijkt dan weer terug naar zijn telefoon.

"Weer zo een Duivel die je lastig viel, die vieze wezens." Mijn vader gaat aan het hoofd van de tafel zitten en kijkt me aan.

"Nee." Ik kijk ongemakkelijk naar mijn handen.

"Een leuke jongen?" Mijn moeder kijkt me nep streng aan.

"Nee." Ik voel hoe mijn gezicht begint te gloeien. "Zullen we over iets anders praten?"

"Dat vind ik een goed idee, ik hoef geen meiden praat te horen." Raziël legt zijn telefoon weg en haalt.

"Raziël hoe gaat het met je studie." Mijn vader keek hem geïnteresseerd aan.

"Goed, ik had verwacht dat het moeilijker..." Ik luister niet meer, dit gesprek hadden we al zo vaak gehad.

Ik heb Daimon Brice ontmoet. Ik had verwacht dat hij de meest vreselijke persoon op aarde zou zijn. Maar hij is aardig, knap en leuk. Eigenlijk wilde ik hem weer zien. Hopelijk zou ik hem nog een meer toevallig tegenkomen.

Nee, Angel, dat kan niet. Dat mag niet.

En toch wil ik het.

The FallenWhere stories live. Discover now