6.

287 18 4
                                    

Will. Nee toch eh. 'Hé, Christi, kun je me even uitleggen...' hij onderbreekt z'n zin als zijn blik op mij valt. Er speelt een ondeugende grijns op z'n gezicht. Onbewust begin ik te blozen. En ook dat ziet hij aan z'n gezicht te zien.
'Ach, ik had wel gehoopt dat we elkaar weer terug zouden zien, maar zo snel, ik weet niet of ik daar al klaar voor ben hoor.' zegt hij gespeeld plechtig, met een hand op z'n hart en met een twinkeling in de ogen. Ik zucht eens diep. 'Jullie hebben blijkbaar al kennis gemaakt?' vraagt Christina. Ze zegt het meer als een vraag. 'Ja dat klopt Christina, Will had me bijna aangereden.' 'Will hoe kun je!' zegt Christina bestraffend. Will kijkt me even boos aan. 'Maar zusje toch, ze maakt van een mug een olifant. Zo erg was het helemaal niet!' verdedigt hij zichzelf. 'Het was niet zo erg hoor Christina.' mompel ik vlug. Zei hij nu zusje? Natuurlijk! Vandaar dezelfde achternaam en het zelfde uiterlijk! 'Hoe dan ook, ik moet verder aan het werk. Maandag om half 9 hier, Julliet.' Vlug knik ik. 'Will, jou zie ik later wel.' zegt ze met een zucht. Ze waait even als afscheid en snelt dan de deur uit. 'Nee Christina wacht...' probeer ik nog maar ze is al weg. Daar sta ik dan. Met Will. Ik ga niet in z'n ogen kijken. Niet in z'n ogen kijken.
Er valt een ongemakkelijke stilte.
Opeens komt hij dichter bij me staan, vlug zet ik een paar stappen achteruit maar voel dan de koude muur tegen mijn rug. Hij staat nu zo dicht bij me dat ik z'n naar munt ruikende adem voel op m'n gezicht. Hij zet z'n handen elks aan een kant van m'n lichaam. Ik kan geen kant op. Nu moet ik wel in z'n prachtige blauwe ogen kijken. Z'n lange wimpers laten ze er mooi uitkomen. 'Voor de duidelijkheid, ik had je wel gezien hoor, ik was alleen verblind door je schoonheid.' Hij raakt zachtjes m'n wang aan. Ik word lichtjes in m'n hoofd van z'n aanraking. 'Will...' fluister ik. Weet hij dan niet dat ik getrouwd ben? Nu ik zo dicht bij hem sta zie ik hoe knap hij eigenlijk wel niet is. Scherpe kaaklijn, hoge jukbeenderen en prachtige volle lippen. We blijven zo een tijdje staan, elkaar diep in de ogen kijkend. Dan vraagt hij plots: 'Hoe ga je terug?' Verward door de plotselinge vraag zeg ik: 'Terug naar waar?' 'Naar huis natuurlijk.'
'Ow, ja, ehm te voet...' zeg ik een beetje beschaamd. Ondertussen staan we weer gewoon over elkaar. Gelukkig. Ik kan weer ademhalen. Hij schudt z'n hoofd. 'Echt niet, ik zet je wel af.' 'Nee Will dat hoeft echt niet.' 'Ik sta erop.' Uiteindelijk geef ik toe. Daar ben ik toch nooit goed in geweest. Als we in zijn Vincke zitten begint hij een gesprek. 'Dus wat deed jij in het ziekenhuis van Exeter?' vraagt hij. 'Ik kwam me inschrijven voor verpleegster.' Ik zie een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht verschijnen. 'Wat? Is het raar of zo dat ik iets van verplegen afweet?' vraag ik quasi beledigd. 'Nee, nee ik schrok er gewoon even van.' zegt hij snel. 'En wat deed jij daar?' vraag ik nu. 'Ik werk daar, zoals jou binnenkort.' Nu ben ik degene die een verbaasd gezicht trekt. 'Zie ik er soms zo dom uit?' vraagt hij lachend. 'Ach nee ik schrok er gewoon even van.' zeg ik hem na. Hij heeft door en lacht. Ik lach even mee. Maar dan vraag ik weer serieus: 'Wat doe je dan als werk?' 'Ik ben dokter.' 'Ah, ja dat verklaart veel.' 'Hoe bedoel je?' vraagt hij nieuwsgierig. 'Je chique auto, je komt een kamer zomaar binnengelopen zonder te kloppen, je arrogante houding, zo vol van jezelf dat je bijna overloopt.' Hij proest het uit. Ik blijf hem serieus aankijken. Als hij doorheeft dat ik geen grap maak, probeert hij z'n gezicht weer normaal te krijgen. Na een tijdje lukt dat. 'Hoe bedoel je 'arrogante houding'?' vraagt hij dan. 'Nou, toen ik je voor het eerst ontmoette leek het of het je niet uitmaakte of je me had aangereden of niet en hoe je daar straks binnen kwam lopen leek je niet zo blij mij weer te zien en-' Ik word ruw onderbroken door een protesterende Will. 'Ik had je best wel gezien en ik was gewoon verrast je daar tegen te komen.' was zijn uitleg. 'Ach, zo.' zeg ik sarcastisch. Hij kijkt me grijnzend aan. 'Je hebt humor, daar hou ik van.' Eindelijk zie ik de vertrouwde straat in zicht komen. Net op tijd, want ik weet niet wat ik daar op moet antwoorden. 'Wauw, mooi huis heb je, zeg.' in z'n stem klinkt eens geen sarcasme door. 'Oh bedankt, dat hebben Dan en ik 2 jaar geleden gekocht.' flap ik eruit. Z'n blik wordt hard. 'Wie is Dan?'
'M'n man.' zeg ik zonder aarzelen. Misschien is het wel een beetje hard. Maar wat maakt het hem uit dat ik getrouwd ben? Ik heb z'n toestemming toch niet nodig? 'Leuk voor jullie.' zegt hij met een kille stem. Ondertussen is de auto gestopt met draaien. Het is doodstil in de auto. 'En jij? Hoe zit het met jouw liefdesleven?' vraag ik dan om de stilte en gespannen sfeer te breken. 'Waarom moet jij dat weten?' snauwt hij. Z'n toon jaagt me schrik aan... 'Omdat jij ook aan me gevraagd hebt wie Dan is.' Hij zucht diep. 'Op dit moment heb ik geen vriendin nee.' Hij kijkt me voor het eerst, sins hij weet dat ik getrouwd ben, aan. Z'n ogen staan droevig. 'Je moet maar snel naar binnen, Dan is vast al aan het wachten.' 'Oh nee Dan is niet thuis hoor en zal ook niet zo snel thuiskomen.' zeg ik luchtig. Will kijkt me aan met een blik die zegt dat ik lichtelijk gestoord ben. 'Hij is gaan vechten in de oorlog.' maak ik hem duidelijk. 'Oh gelukkig, ik dacht al...' een zucht ontsnapt uit z'n mond. Er valt een ongemakkelijke stilte. Dan zegt hij opeens: 'Die zie je niet meer terug.' Z'n woorden steken als messen in m'n hart.
Stilte.
'Nou, eh, dan ga ik maar eens.' zeg ik dan maar, niet wetend wat ik daarop moet antwoorden. 'Ja, doei.' zegt hij bruut. Ik stap uit en pak ondertussen m'n huissleutels al. Als ik bij de deur ben roept Will m'n naam. Ik draai me om en staar in 2 helderblauwe ogen. Ik schrik van z'n plotselinge nabijheid. Hij ziet het en lacht. Ik lach niet mee. Ik kan wel meelachen, maar ik wil niet. Niet na zo'n opmerking. 'Het spijt me, dat had ik niet moeten zeggen.' zegt hij zacht. Daar ben ik het helemaal mee eens. 'Dat klopt.' Ik zie in z'n -prachtige- blauwe ogen dan hij weer wilt gaan lachen. Ik kijk hem streng aan en zeg: 'Durf niet weer in de lach te schieten, William Thompson.' Daarna schieten we allebei in de lach. Z'n lach bezorgt me een raar gevoel in m'n onderbuik. 'Ik vond het leuk Julliet, moeten we vaker doen.' zegt hij met een glimlach. 'Ja, zeker weten.' knik ik, z'n opmerking van daar straks wel nog in m'n achterhoofd houdend. 'Hier woon ik, voor als je ooit iets nodig zou hebben.' zegt hij terwijl hij me een klein papiertje geeft. Exeter Road 42. Dat is in de chique buurt. Ik had niet anders verwacht. 'Oké, bedankt. Jij weet nu ook waar ik woon.' Ik doe de deur open. 'Dag Will.' 'Slaapwel Julliet.' Voor ik de deur toe laat vallen zegt hij nog snel: 'Ik kom je maandag om 8 uur ophalen. Tot dan.' Boem, de deur. 'Nee eh Will.' Ik hoor hem nog grinniken. Heel slim, Will, heel slim.

Een iets langer hoofdstuk dan anders. Ik weet het, maar het was dan ook weer lang geleden dat ik iets geplaatst had eh. Maar dat je al tot hier bent gekomen... Wauw echt bedankt. Dat geeft me een zalig gevoel en motiveerd me om verder te schrijven. Vergeet niet om te stemmen, te delen en het verder te vertellen aan al je vrienden op Wattpad. Tot het volgende hoofdstuk. X

Liefde in oorlogWhere stories live. Discover now