Hoofdstuk 11

121 17 2
                                    

'Dus,' zei Luke na een hele lange stilte. Ik keek geschrokken op. Verbaasd keek ik Luke aan. Eigenlijk had ik niet meer eens door dat hij daar zat. Dat hij zijn handen om me heen geslagen had en me had laten huilen. Hoelang we hier al zaten wist ik niet, ik wist alleen dat het inmiddels al donker buiten was. Verder deed ik geen moeite om op de klok te kijken. Het maakte toch niets uit. Tijd was iets wat de mensen hadden bedacht, omdat zij dat handig vonden. Niemand had zich ooit afgevraagd waar dat op gebaseerd was. Niemand had zich ooit afgevraagd of dit misschien achterhaalt was. Waarom leefden we niet 's avonds en sliepen overdag? Ik wist het niet, maar ik was ook niet degene die dat ging uitvinden. Ik wachtte wel, totdat er iemand was die zei dat we het helemaal verkeer deden. Totdat er iemand was die besloot het beter te weten.

'Zullen we het over iets leuks hebben?' Hij keek me aan. Zijn ogen stonden vastberaden en ik ontdekte een kleine twinkeling. Waar haalde hij deze energie toch vandaan? Ik keek de kamer rond en ontdekte dat het stopcontact aan de andere kant van de kamer al vol zat. Deze kon het dus niet zijn.

'Zoals?' Ik probeerde ook energie uit de kamer te halen, maar dat lukte niet. De zon was onder en al mijn energie was weg. Ik leek net een plant. Fotosynthese kon alleen overdag plaatsvinden. 's Avonds moest ik uitrusten en slapen. Ik hield ervan om lekker vroeg naar bed te gaan. Ook al lukte dat me niet tegenwoordig. Misschien was ik wel gewoon een vleesetende plant. Deze hadden tenminste geen fotosynthese nodig en dus ook geen zon. Maar wel heel veel geduld.

'Hoe ging je toets week?'

Verbaasd keek ik Luke aan, die zich waarschijnlijk afvroeg waarom er plotseling zo'n enorme grijns op mijn gezicht stond. 'Ik dacht dat je zei dat we het over iets leuks gingen hebben.' schaterde ik uit. Ik voelde hoe nog een lach omhoog borrelde, die ik graag tegen wilde houden. Ik wist wat er ging komen als ik dat niet deed, maar het was te moeilijk. Knorrend probeerde ik mezelf onder controle te houden. Ik leek net een varken die voor het eerst rolde in een grote moederpoel. Het was niet eens zo heel grappig, maar het was fijn om even te kunnen lachen.

Luke keek me verbijsterd aan, waardoor ik nog harder moest lachen, en prikte me vervolgens in mijn zij. Het varken dat net nog nietsvermoedend in zijn eerste moederpoel rolde, lag nu op de slachtbanken.

'Luke!' schreeuwde ik hard en ik sprong overeind.

Nu was het Lukes beurt om te lachen, maar dat ging een stuk minder hard. Zijn mondhoeken krulde iets omhoog en een lage toon verliet zijn lippen. Daarna hapte hij naar adem, alsof hij al een week geen zuurstof meer had gekregen. Als walvissen astma hadden, dan was dit hoe het waarschijnlijk klonk.

'Wat?' vroeg hij onschuldig. 'Kun je daar niet tegen?' Hij stond op en liep op me af. Ik rende naar de andere kant van mijn kamer. Na deze halve marathon van Sydney gelopen te hebben zag ik dat Luke steeds dichterbij kwam. Vlak voor me stopte hij en keek hij me uitdagend aan. Ik keek terug, niet van plan om me te laten intimideren door hem. Dit varken werd niet zomaar gewassen.

Luke stak zijn handen uit en een gil verliet mijn mond. Meteen sloeg ik mijn hand voor mijn mond en keek ik Luke aan. Ook Luke keek me aan, want we wisten het allebei. Voor sommige dingen had je geen woorden nodig. Ik wist niet waar mijn ouders waren, maar de kans was groot dat ze op hun slaapkamer waren. Ik hoefde hen nu even niet te zien, dus kon ik maar beter zachtjes doen.

'Maar mijn toets week ging goed,' zei ik terwijl ik op mijn bed ging zitten. Luke trok de stoel achter mijn bureau naar achter en ging erop zitten. Het houten ding kraakte uit protest, maar er was niemand die daarna luisterden.

'Mooi zo,' glimlachte Luke. In lange tijden had ik niemand zo zien glimlachen. Het was fijn. Het was fijn om even doelloos over school te praten, alsof dat het enige probleem was. De proefwerkweek ging zo slecht, dat ik me afvroeg of ik überhaupt wel boven de een gehaald had. Toch maakte me dat niet zo heel veel uit. Ik had wel andere dingen aan mijn hoofd. Elke keer als ik mezelf erop ingesteld had dat ik ging leren, gebeurde er zoiets. Morgen zou ik me niet kunnen concentreren op mijn wiskunde proefwerk. Iets waar ik toch al geen zin in had. Wat ik ook deed, ik haalde maar geen voldoende. Het leek alsof de leraar mijn proefwerk niet eens nakeek, maar er gewoon een drie boven schreef. Twee punten voor de moeite en een voor mijn naam. Wiskunde was een van de stomste vakken die ik had. Zodra ik kon, wilde ik ervan af zijn. Wat had je eraan? Het was niet alsof er plotseling op straat iemand vroeg om de stelling van Pythagoras.

InvisibleWhere stories live. Discover now