Hoofdstuk 10

116 18 6
                                    

'Waarom mag ik helemaal niets van jullie? Ik ben jongvolwassen, ik kan heus wel voor mezelf zorgen.' Beneden klonk een harde klap en even was ik bang dat er weer iets kapotging. Vrijwel meteen daarna wist ik dat ik me daar geen zorgen over hoefde te maken. Er was niets meer om kapot te maken.

Ik zette mijn koptelefoon harder, in de hoop dat het geluid wegging, maar het werkte niet. Lori's harde schreeuw weerklonk door het hele huis. Het ging door alle muren heen en drong zich tot diep in mijn lichaam. Ik wilde niet horen waar ze het over hadden, maar toch luisterde ik. Een lage, harde stem fluisterde troostende woorden, waarna er een harde snik klonk. Vervolgens klonk er weer een lage stem, maar deze was veel minder hard dan de eerste. Hij was troostend, liefhebbend en ik kende hem. Luke. Wat deed hij nu weer hier?

'Ik haat jullie allemaal!' Het was alsof het huis schrok van haar harde woorden en even voelde ik alles trillen. Het voelde als een aardbeving, die nog niet ten einde was gekomen. Ik twijfelde of het huis wel overeind bleef.

Snel stond ik op uit mijn bed, waarna ik mijn koptelefoon afzetten. Ik zat in bed, klaar om mijn huiswerk te maken, maar daar kon ik me zo niet op concentreren. Alsof ik dat hiervoor wel kon. Gedachtes bleven maar door mijn hoofd heen spoken. Waarom had Ashton mij twee dagen geleden dat boekje gegeven? Wat moest ik ermee doen? Wat wilde hij dat ik ermee deed? Meestal kon ik mensen wel peilen, maar dat kon ik deze keer niet. Ashton was een boek, maar het was niet in mijn taal geschreven. Er stonden letters op papier, die ik kende, maar waarvan ik geen woorden kon vormen. Ik kon geen zinnen vormen en het zo onmogelijk begrijpen.

De moed om het boek open te slaan had ik ook nog niet gehad. Ik was bang voor wat erin stond. Ik was bang dat ik dadelijk dingen wist die ik helemaal niet wilde weten. Wat als hij nu een verloren prins was, of een robot? Misschien was hij wel een geheim agent? Je wist het maar nooit, deze dagen. Niemand was wie je dacht dat die was.

'Lori kom nu terug!' De stem van mijn moeder zweefde onder mijn deur door en drong langzaam mijn kamer binnen. Het nam alle ruimte in beslag en ik werd duizelig. Zo snel als ik kon ging ik dan ook op mijn bureaustoel zitten. Ik draaide deze om naar mijn houten bureau en keek wat er op mijn bureau lag. Een laptop, pennenhouder en heel erg veel losse blaadjes. Niets bijzonders dus. Kleine gedichten lagen hier en daar verspreid. Ik had nooit de moeite genomen om ze ergens in te verzamelen. Ze lagen overal op mijn kamer. In mijn bed, op mijn bureau, aan de muur en op de vensterbank. Nooit was ik bang dat iemand ze zou zien. Er kwam toch niemand hier.

'Luister naar je moeder!' Mijn vader probeerde de situatie te redden, maar zijn poging was tevergeefs. Zijn stem klonk namelijk lang niet meer zo regelgevend als dat het had gedaan. Hij had duidelijk geen overhand en dat had hij allang niet meer. Mijn moeder was echter al veel langer de overhand kwijt. Wat ze ook probeerden, Lori liep altijd over hen heen.

'Je loopt niet weg, hoor je me!' Schreeuwend ging ook zijn laatste beetje zelfrespect ten onder. Ze deden alles voor haar, maar zij deed niks voor hen. Ze luisterde niet en deed altijd waar ze zelf zin in had. Vooral als ze boos was, dan maakte ze ons gezin kapot. Het erge was alleen: ze kon er niets aandoen. Het was niet iets wat te verhelpen was en waar we de controle op konden krijgen. Ze was ziek en zou waarschijnlijk nooit meer de oude worden. Ik miste haar. Het was oneerlijk, waarom zij juist diegene moest zijn met deze stoornis? Aan de opvoeding kon het niet liggen. We hadden altijd alles gekregen wat we nodig hadden en waren goed rechtvaardig opgevoed. Dokters waren er dan nog steeds niet achter waardoor het dan wel kwam. Iets met de genen ofzo.

Met een harde klap viel de voordeur in het slot. Ik liep zo snel als ik kon naar het raam toe. Ik wilde het niet zien, maar mijn benen waren sneller dan dat ik kon denken. Automatisch liepen ze naar het raam toe, de plek waar ik al zo vaak had gestaan. Ik had haar al zo vaak weg zien gaan en elke keer was ze weer teruggekomen. Toch bleef er een vraag in mijn hoofd knagen. Wat als?

InvisibleOnde as histórias ganham vida. Descobre agora