Hoofdstuk 22

3.5K 333 43
                                    

Kalm en beheerst schraapte Jayvë zijn keel. De docent leek dit tafereel alles behalve angstaanjagend te vinden, maar de blik in zijn ogen verraadde iets heel anders. Hij was net zo geschokt als de leerlingen – misschien nog wel meer. 'Luister allemaal.'

Maar dat deed niemand. De opgewonden stemming was omgeslagen in kreten van angst, afschuw en ongeloof en de leerlingen liepen in verwarde cirkels rond, elkaar doodsbang aankijkend.

Toen stormde er een meisje naar voor, gevolgd door een tweede, en ze knielden neer bij de lijken. 'Lumina!' gilde een van hen, met brekende stem. 'Lumina! Wordt wakker!'

Genesis hapte naar adem bij de wanhoop in haar stem, het ijskoude randje eraan dat erin verscholen zat. Het meisje wilde haar dode vriendin beetgrijpen, maar Nimea stormde vooruit en trok haar ruw achter zich, zodat het kind niet bij het lichaam raakte. 'Nee!' jammerde ze. 'Hoe kan dit?'

Jayvë schudde zijn hoofd en keek hen allemaal schuldbewust aan. 'Ik weet het niet. O, alle Gaven nog aan toe, ik weet het niet...'

Maar Nimea wel. Ze hield het gillende meisje nog steeds tegen zich aangedrukt, maar richtte zich wel tot de radeloze man. Haar ogen waren donker en haar mond was een dunne, verbitterde streep. 'Lumina was een Faunmeester en deze eenhoorn... was haar beschermdier.'

'Waarom waren ze dan niet samen op de school?'

Nimea boog haar hoofd. 'Ik hoorde vertellen dat de eenhoorn niet tussen de schoolmuren kon leven, mede door zijn pure ziel. Daarom vertrouwde de rector en haar docent haar toe dat ze het dier naar believen mocht gaan bezoeken, als ze daar nood aan had.'

Jayvë slaakte een zucht. 'Een schande is het,' zei hij, 'want zoiets is gevaarlijk, zeker na de aanwezigheid van de Opper-Daemon. We moeten nu snel handelen, Nimea.'

Nimea knikte en richtte zich tot de leerlingen, die angstig in tegen elkaar waren gedromd. Genesis botste hard tegen Aster, die haar hand pakte. Ze glimlachte kort naar hem, blij met zijn steun en veiligheid. Hij knikte, zijn blik hard als steen. Hij was er duidelijk klaar voor om de mogelijke vijanden – als die er waren – aan te vallen.

'Leerlingen, met mij meekomen,' zei Nimea uiteindelijk en ze keek Jayvë kort aan. Die knikte. 'Neem ze mee, vlug, en haal versterking. Ik blijf hier om het lijk te bewaken en op te ruimen. En om het te behoeden voor eventuele belagers.'

Met een afgemeten gezicht begon Nimea de groep bij elkaar te drijven en leidde hen mee. Genesis voelde zich als een weerloos schaap, enkel omgeven door soortgenoten om zich te beschermen tegen de wolven, die buiten de veiligheid van de groep wachten om haar te verscheuren.

De tocht terug naar de school was snel. Nimea liet hen geen enkele keer stoppen en zocht paden die zo min mogelijk zichtbaar waren voor eventuele vijanden. Ze kwamen weer langs de Klauwhonden, maar het leek erop dat de beesten geen oog voor hen hadden. Ze hadden zich jankend teruggetrokken in hun holen, hun ogen glinsterend in de schaduwen.

Dat aangezicht was voor Genesis de laatste waarschuwing die haar vertelde dat de duisternis niet veraf was. Als zelfs Oerwezens zich terugtrokken voor een ongekende kracht, dan was er iets grondig mis.

Met droge mond en zwetende handen vervolgde Genesis haar weg, de hand van Aster bijna fijnknijpend tussen haar vingers.

Nimea bleef al die tijd kalm, ook toen een paar leerlingen het niet meer uithielden en begonnen te paniekeren. Met kalme en beheerste, maar vooral strenge stem maande ze hen tot stilte aan en zorgde ervoor dat de bangste van hen allemaal vooraan kwamen te lopen.

Uiteindelijk werd de bosrand bereikt en vluchten ze als een kudde bange schapen de omliggende velden op, rennend naar het uit onyx gehouwen schoolgebouw. Nog voor iedereen goed en wel binnen was, brak de hel al los.

CLARA - De BegaafdenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu