Hoofdstuk 6

4.1K 323 118
                                    

De rest van de week ging Genesis aan een waas voorbij. Ze rouwde om Solène, maar moest zelf ook herstellen – wat een zware periode bleek te worden. Ook was Duvall haar hechte moment met hem niet vergeten en iedere keer wanneer ze elkaar tegenkwamen op de gang, keken ze beiden weg. Genesis vond het moeilijk om zijn stevige knuffel uit haar hoofd te zetten, maar het gevoel dat ze had ervaren – dat de grens tussen officier en leerling bijna was vervaagd – bleef haar nog harder bij.

Het was ongepast. Ze mocht niets voelen voor de Begaafde. Hij was veel te oud – qua leeftijd, niet qua uiterlijk – en stond veel hoger in status dan haar, maar het was een onmogelijke opdracht geworden.

Nu ze niet meer aan Syren verbonden was, begon Genesis pas te beseffen dat de gevoelens die ze koesterde voor Duvall veel intenser waren dan die voor Syren. Dit was anders, voelde ze. Alles wat Duvall deed, fascineerde haar. Zijn handelingen, zijn stemgebruik, maar vooral zijn schaarse, flauwe glimlachjes hadden haar hart veroverd.

Het mocht niet.

Genesis beet hard op haar lip, balde haar vuist en drukte haar gezicht hard in de kussens om een kreet van frustratie te smoren. Hoe kon ze zich met liefde bezighouden terwijl haar vriendin net was overleden en ze nog maar een paar dagen had gebroken met de verrader Syren?

Tranen sprongen in haar ogen, en nijdig veegde Genesis ze weg. Haar hart voelde aan als een lege, kille ijsklomp in haar borst, die op het punt van scheuren stond. Ze zuchtte diep, starend in de duisternis en luisterde naar haar gejaagde ademhaling. Op dit moment had ze Solène meer dan ooit nodig, om met haar te kunnen praten en lachen, zoals vrienden dat doen. Voor altijd.

'Waarom moest je gaan?' Genesis staarde in de drukkende duisternis en dacht aan de gebeurtenissen die ze met het meisje had gedeeld. Hun eerste ontmoeting, toen Solène een watergolf had opgeroepen en Jayvë daarmee in woede had doen ontsteken. Of die keer waarop Rins, Rowena en Genesis het geflikflooi tussen Solène en Aster hadden afgeluisterd, waarna ze hen daar subtiel op hadden gewezen en de twee tortelduifjes geen raad meer wisten met zichzelf.

Woest en ontdaan ramde ze haar vuist in de deken, snoof diep, en gebaarde toen fel naar het raam. Met een zwiepend gebaar schoten de gordijnen open en onthulden ze de ochtendschemer met de opkomende zon. Genesis snikte en stuurde een enorme windhoos op de school af, die door het raam naar binnen schoot en haar bijna af haar bed duwde.

Het deed haar niets. Ze wilde dat dit gebeurde. Ze wilde alles vergeten en de wind haar lichaam voelen geselen zodat ze de pijn in haar hart kon negeren. Met een luide kreet – die door het vertrek galmde – viel Genesis achterover en stootte haar hoofd tegen de witte muur. Ze kermde, maar liet de wind niet stoppen – wakkerde hem alleen maar aan.

Pas toen de deuren werden opengegooid en Rins verscheen, vergezeld door Lupen, hield ze op. 'Genesis, wat is er hier aan de hand?'

Ze antwoordde niet, wreef over haar hoofd en staarde toen naar haar handen. De wind was gaan liggen, maar haar hele lichaam leek de geselingen nog te voelen. Ze rilde en kromp steeds verder ineen – alsof iemand haar geslagen had – en negeerde Rins volledig toen hij voor haar neerknielde, zijn hand gelegen op haar schouder.

'Genesis?'

'Nee! Laat me met rust.'

'Nee.' Rins' stem was luid en duidelijk, duldde geen tegenspraak. Toen ze snikkend opkeek, was Genesis verbaast door de staalharde blik in zijn ogen. 'Ik laat je niet alleen, niet op deze manier. Je bent mijn vriendin. Ik moet je helpen.'

'Je kan me niet helpen,' bitste Genesis en ze duwde haar gezicht in haar handen, zodat ze de geschokte uitdrukking op het gezicht van haar vriend niet hoefde te zien. Hoe kon hij zo sterk zijn? Hij leek haast onverschillig, en dat terwijl Solène was overleden!

CLARA - De BegaafdenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu