Hoofdstuk 2

4.5K 349 130
                                    


(Rond het einde moet je echt het liedje luisteren. Lekker zielig.)

Badend in het zweet schoot Genesis wakker. Haar haren plakten aan haar gezicht en kwamen in haar geopende mond terecht terwijl ze een gil in haar handen probeerde te vangen. Hevig bibberend schopte en klauwde ze om zich heen, wachtend op de handen die haar de nek om zouden wringen. Haar noodkreten klonken schril in het schemerlicht en weerkaatsten tegen de marmeren muren.

Paniekerig en snel ademend, huilend en jammerend bleef Genesis doorgaan met haar gevecht tegen de schaduwen. Ze gingen haar vermoorden. De verraders gingen haar ombrengen en niemand zou het weten.

Toen omvatten twee koele handen haar polsen en duwde een zwaar gewicht haar weer in de lakens. 'Nee!' Genesis slaakte een gekwelde kreet, probeerde haar belager te trappen en hoorde een bevredigende kreun toen ze iets zachts raakte. Een gesmoorde vloek klonk vlak bij haar oor toen iemand op haar huid ademde en fluisterde: 'Kan je stoppen met me te vermoorden?'

Genesis hapte naar adem bij het horen van dat bekende stemgeluid en ze verslapte opgelucht haar spieren. In de vage duisternis staarden twee onnatuurlijke groene ogen haar aan. 'Heer Duvall...'

De Begaafde forceerde een glimlachje, maar het was niet van harte. 'Ja, dat ben ik. Je was je officier aan het vermoorden, Genesis.'

Met rode wangen van schaamte verslapte ze haar spieren en wachtte tot hij haar polsen zou loslaten, maar dat gebeurde niet. Het drong tot haar door dat de afstand tussen hun gezichten en lichamen maar enkele millimeters was en dat zijn adem haar huid verwarmde, als een enkele straal van de zon. Op de één of andere manier moest ze de neiging onderdrukken om hem niet dichter te trekken, om haar handen niet door dat warrige, zwarte haar te halen. Hij rook naar winter en wilde nachten, met een vleugje muskus. Een heerlijk en verslavend aroma waar ze niet naar hoorde te verlangen.

Duvall leek hetzelfde te voelen, want hij liet één van haar polsen los en raakte een paar lokken van haar zwarte haren aan, liet ze door zijn lange vingers glijden alsof hij water streelde - bang omdat hij het niet kon blijven vasthouden.

Genesis zoog haar adem naar binnen, bekeek de contouren van zijn welgevormde lippen en bloosde zo diep dat zelfs een Illusiemeester de kleur niet zou kunnen verhullen.

Net toen ze dacht dat ze het niet meer kon houden, doorbrak het zachte getik van nagels op hout hun moment van extase. Een zachte grom klonk achter hen en Duvall liet haar meteen los, stond op en streek zijn gewaad glad zodat het in losse, gelijkmatige plooien langs zijn slanke lichaam viel.

De bekende gestalte van Lupen bekeek hen sceptisch, maar zijn zwarte neus rimpelde zich in een plagerige, ietwat vreemde lach.

Blozend streek Genesis haar haren plat en wierp de wolf een verlegen blik toe. Ze kon zweren dat ze pretlichtjes in zijn ogen zag twinkelen, maar ze wist het niet zeker. Haar stem klonk merkwaardig trillerig, met hoge, opvliegende noten toen ze zei: 'Lupen, wat is er?'

De wolf maakte een zacht geluidje en liep met soepele, gelijkmatige passen naar haar toe. Duvall, weer beleefd en ondoorgrondelijk als altijd, zette een stap opzij om het majestueuze beest door te laten.

De wolf legde zijn kop op Genesis buik en zuchtte, een langgerekte uitademing die doortrilde in zijn keel. Hoe voel je je?

Eigenlijk best goed, gaf ze toe. De zwakte is verdwenen, evenals de pijn. Ik denk dat mijn lichaam zich langzaam hersteld.

Het is maar een kwestie van tijd voor je weer helemaal beter bent, antwoordde Lupen zacht en hij likte haar hand met het schurende oppervlak van zijn roze tong. Een glimlach speelde over haar gezicht.

CLARA - De BegaafdenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu