Op de vlucht

17 2 2
                                    

'Waarom ben ik hier?' vraag je jezelf hardop af.
'Wie moet ik helpen? Wat moet ik doen? Hoe kan ik iemand begeleiden als ik hier de weg niet eens weet? Hoe weet ik waar alle verschijningen zich verzamelen? En waar zal de andere persoon zich bevinden?
Teveel vragen spoken er door je hoofd, terwijl je eindeloos over de vlakte dwaalt.
~~~~~~

Wanhopig proberen mijn voeten hun grip niet te verliezen terwijl ik met een te grote snelheid en een te kleine bocht de hoek om vlieg. De straten, mensen en gebouwen zijn als een grote waas om me heen en ik ren alsof mijn leven ervan af hangt. Wat technisch gezien ook zo is.
Ik voel de steken in mijn zij groeien en mijn tong hangt als flapperende vlag uit mijn bek, vanwege een hevig gebrek aan zuurstof.
Als ik niet met die man mee was gegaan, dan was dit niet gebeurd. Als ik niet van dat drankje had gedronken, dan was er niets aan de hand geweest. Als ik niet naar buiten was gegaan, dan rende ik nu niet alsof mijn leven me lief was. En geloof me, die is me lief, zelfs in deze conditie!
Maar het is nu geen tijd voor excuses en "Als ik niet...", spreek ik mezelf streng toe als ik nog eens een bocht te scherp neem. Vrijwel onmiddellijk glijd ik weg en ik bots tegen een grijs bakstenen muur aan. Duidelijk hoor ik de voetstappen achter me aan hollen en meteen krabbel ik weer overeind, om er vervolgens weer als een haas vandoor te gaan.
Er is geen haar op mijn hoofd die eraan denkt zich vrijwillig aan die hondenvanger over te geven. Geen enkele haar op mijn hele lichaam twijfelt daar zelfs aan! De eerste keer dat ik hem zag, was het bij mij al direct duidelijk: hij is nog voor geen vijf centen te vertrouwen. Die blik in zijn ogen, de manier hoe hij handelt, verraad bij mij meteen dat hij uit is op het geld en niet per se op de honden. En nu, nu hij al zo'n kwartier achter mij aan rent, weet ik het zeker: hij is zeker geen dierenvriend. Enig ander persoon had het vast opgegeven om mij te vangen, maar hij niet. Hij is alleen op geld uit en die zou hij ook krijgen: van mij.
Maar mooi niet dat ik mij door hem laat pakken. Zolang ik nog bloed naar mijn poten kan sturen en ik nog energie heb om te rennen, zal ik rennen. Zo ver als de weg zich vervolgt.

Alsof de duivel met mijn leven speelt! In mijn haast en door de adrenaline heb ik geen idee waar ik naartoe ben gerend. Nu sta ik hier, met mijn gezicht tegen een betonnen muur. Ik ben een doodlopend steegje in gerend! Ik spits mijn oren en hoor hoe de hondenvanger hijgend aan het begin van de steeg tot stilstand komt.
'Zozo, eindelijk ben je in de val gelopen,' zegt hij als hij dreigend dichterbij komt.
Ik voel het haar op mijn rug waarschuwend overeind komen. Mijn lippen krullen op tot een vreemde, maar dreigende glimlach en toont mijn glimmend witte tanden één voor één. Elke spier en elke vezel in mijn lichaam spant zich aan, zich voorbereidend op het gevecht dat zeker zal komen. Een lage diepe grom doet me opschrikken uit mijn gevechtshouding en het duurt een paar seconden voor ik me besef dat die grom daadwerkelijk uit mijn eigen keel kwam.
'Indrukwekkend, hoor,' zegt de hondenvanger sarcastisch.
Zo, van dichtbij, zie ik het zweet nog van zijn voorhoofd parelen. Het lange rennen heeft zeker een grote tol geëist en inwendig grijns ik, die - kleine - overwinning vierend. Ik ben daarentegen nog niet moe. Het heeft zeker wat energie van me gekost, maar niet zoveel als dat van de man. Zijn voorheen Kapitein Haak snor hangt nu zielig langs zijn mond, als twee zwarte, natte touwtjes.
'Nou, kom hier, jij klein oranje mormel, zodat ik mijn geld kan beuren,' gromt de vanger.
Grommend zet ik een stap naar achter en mijn kont wordt tegen de muur gedrukt.
Oranje. Die verdomde kleur waar het allemaal mee begon. Dat oranje gekleurde drankje met "het pure DNA van een raszuivere Nova Scotia Duck Tolling Retriever", zoals de professor het zo ingewikkeld zei. Zo blond als ik toen was, had ik me hardop afgevraagd wat hij toch in hemelsnaam bedoelde. Een oranje hond, had hij toen simpelweg gezegd. Niet dat ik er toen nog veel wijzer van werd - en nu nog steeds niet -, want voor mij leek het niets meer dan heerlijke oranje limonade. En daar ging ik de mist in, want zodra de professor even niet keek, had ik een slok genomen. En het smaakte vreselijk! Naar rioolrat met goedkope deodorant op. Wat er daarna gebeurde, weet ik niet goed meer. Het enige wat ik me kan herinneren is dat ik in zo'n Novia... Dog... Toller... oranje hond ben veranderd. En dat ik een tijdlang achterna werd gezeten door Kapitein "hondenvanger" Haak.

Ruw word ik uit mijn gedachten geschud door een flinke ruk aan mijn nekvel.
'Vooruit, rotbeest. Lopen!'
Grauwend probeer ik de hondenvanger te bijten. Niemand durft mij zo te beledigen! In welke situatie dan ook. Maar helaas voor mij is mijn nekvel niet zo ruim dat ik mijn scherpen tanden in zijn zachte vlees kan zetten. Tegenstribbelen heeft weinig nut, want met armspieren ten grote van flinke watermeloenen zou zelfs de grootste hond het van verliezen. Ik moet lijdzaam toezien hoe ik word meegetrokken naar zijn wagen, om later waarschijnlijk verkocht te worden voor veel geld aan nietsvermoedende mensen. Mijn leven als mens is voorbij, helaas.

Mijn magische boekWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu