De feniks zal herrijzen

40 6 5
                                    

Een diepe en lange zucht ontsnapt er over je lippen. Langzaam draai je je hoofd en laat je je ogen glijden langs de horizon. Uren, dagen, weken, maanden, jaren heb je hier op deze savannevlakte geleefd.

Opnieuw zucht je. De tijd, hier in deze wereld, is tijd een nutteloos iets. Het lijkt alsof de tijd stil staat, alsof het niet bestaat. Maar toch moet dat wel, want anders leef je niet.

Een derde, diepe zucht verlaat je mond. Het is moeilijk. Deze wereld ziet er zo kaal, levenloos en eenvoudig uit, maar achter elk grassprietje en achter elke boom is er weer iets nieuws en ingewikkelds te vinden. De hemelsblauwe lucht steekt fel af tegen de goudgele lange grashalmen. Heel af en toe wordt die blauw gele scheiding onderbroken door een dunne, groenige boom. En één keer wordt de horizon niet onderbroken door een magere boom, maar door een jonge vrouw.

Je bekijkt haar van top tot teen. De vrouw staat met blote voeten op de grond. Geen sneakers of sandalen. Geen laarzen of slippers. Nee, haar eigen, licht gebruinde voeten raken het stoffige, droge grond aan. Het eerste kledingstuk wat je tegenkomt als je haar bekijkt is de shorts van spijkerstof die halverwege haar bovenbenen begint en net boven haar brede heupen eindigt. De broek is simpel en lichtelijk grijs gekleurd door het vuil dat eraan vast plakt. De spijkershorts loopt over in een simpele, felrode top, die haar lichaam nog extra accentueert. Haar lange, dunne armen hebben zich onder haar borsten in de knoop gevouwen. Helemaal bovenaan de lichaam van de jonge vrouw vind je haar ronde hoofd. Schouderlang bruin haar omlijst haar hoofd. Haar mond is tot een smalle streep getrokken en haar donkerblauwe ogen staan hard. Het past perfect bij de strakke houding van de rest van haar lichaam.

'Ben je nu nog niet uitgekeken?' snauwt ze lichtelijk geërgerd.

'Sorry,' stamel je.

'Niks sorry,' zegt ze, 'Dit is al de tweede keer dat je me zo aan loopt te staren. De eerste keer vond ik het nog goed, maar nu kan hij wel weer.'

'Sorry,' mompel je nog een keer.

Meer weet je niet te zeggen. Ze heeft gelijk. De eerste keer dat je zo naar haar hebt gekeken, was toen je haar voor het eerst zag. En ze is in die tussentijd niets veranderd, dus eigenlijk is het raar dat je nog een keer naar haar loopt te staren. Je zucht voor de zoveelste keer. Deze wereld laat je rare dingen doen, is je uiteindelijke conclusie.

'Nou, ga je nog mee, of hoe zit dat?' haalt de vrouw je uit je gedachten.

'Savanna?' vraag je na een tijdje.

Jij en de jonge vrouw lopen door het lange gras, op weg naar wie-weet-waar. De vrouw waarschijnlijk, aangezien zij voor je loopt en ogenschijnlijk een duidelijke route in haar hoofd heeft. Bij het horen van je stem schrikt ze op en kijkt ze om.

'Wat is er?' vraagt ze.

'Je vertelde een aantal dagen geleden dat je hier was om mij te helpen.'

De jonge vrouw - Savanna - stopt met lopen en kijkt je bedenkelijk aan.

'Heb ik dat gezegd?' vraagt ze zich hardop af, terwijl ze bedenkelijk een vinger tegen haar kin legt.

'Ja,' knik je, 'Je zei letterlijk: "Ik ben Savanna. En ik ben hier om je te helpen.".'

Savanna's ogen worden groter en haar mond vormt een kleine O.

'Oh, maar dat herinner ik me wel,' zegt ze.

Nieuwsgierig kijk je haar aan, hopend op meer antwoord en uitleg.

'Feniks,' is het enige wat ze antwoordt.

'Feniks?'

Savanna knikt enthousiast. Kleine rimpeltjes van verbazing verschijnen er tussen je wenkbrauwen en op je voorhoofd. Feniks, waar in hemelsnaam heeft ze het over? Dat ene kleine woordje heeft niets te maken met het hele gesprek, met de omgeving, met wat dan ook. Feniks, hoe komt ze er in hemelsnaam op?

Mijn magische boekWhere stories live. Discover now