Floris

27 3 6
                                    

Ik loop de troonzaal binnen. De manier waarop koning Karel naar me kijkt, doet mijn hoop vervliegen. Dit wordt geen kort gesprek en gezellig wordt het ook niet. 'Koning Florentijn, ik moet dringend iets met u bespreken.'

'Als het over de oorlog in het noorden gaat: ik denk niet dat die een reëel gevaar voor onze gebieden zal vormen.'

'Dat denk ik inderdaad ook niet, koning Florentijn. Ik denk dat u hier het gevaar vormt.'

Mijn handpalmen worden meteen zweterig. Koning Karel en ik hebben een wankel bondgenootschap en het laatste waar ik zin in heb, is een oorlog tussen onze gebieden. Ik heb wel iets beters te doen dan bloed laten vloeien. 'Ik verzeker u dat mijn mannen u zullen steunen in tijden van oorlog.'

'Daar gaat het mij niet om. Ik heb wat roddels gehoord in uw gebied. De bewoners van Morgenrood hebben wat interessante details gedeeld.'

Ik sluit geïrriteerd mijn ogen. Altijd hen. Altijd. Ik open mijn ogen weer en kijk koning Karel strak aan. 'De dorpelingen van Morgenrood zijn ondankbare leugenaars.'

Koning Karel kijkt me met een gemaakt glimlachje aan. 'Ik zou willen dat ik u kon geloven, maar ik heb gehoord van wat marteltechnieken die u ooit gebruikte bij heksen. Hele effectieve marteltechnieken die u niet met mij gedeeld heeft.'

Verdorie. Hoe is hij daar nu weer achter gekomen? 'Die marteltechnieken gebruiken we nu al in geen jaren meer. Ze zijn te wreed.'

'Dat bepaal ik zelf wel, koning Florentijn.' Zijn ogen boren zich in de mijne. 'Net zoals ik zelf bepaal of u deugd of niet. Afgaand op de verhalen van de dorpsbewoners van Morgenrood gok ik van niet.'

'Luister, koning Karel, ik weet niet wat ze u wijs hebben gemaakt, maar ik verzeker u...'

'Dat uw vrouw een heks is', onderbreekt koning Karel me.

Mijn hart slaat een slag over. 'Pardon?' vraag ik.

'Jullie hebben twee kinderen met een leeftijdsverschil van tweeënhalf jaar. Die dorpelingen vertelden me echter dat uw vrouw slechts één keer zwanger is geweest. We weten beiden dat je zwanger moet zijn om een kind te baren, koning Florentijn. Er is maar één manier waarop dit te verklaren is en dat is dat uw vrouw een heks is, de minnares van de duivel zelve, en dat Satan haar dat kind geschonken heeft.'

Ik slik. Alle duistere herinneringen van die vervloekte dag komen in één klap weer naar boven. Het bloed, het geschreeuw, de beschuldigingen, de paniek in Laureens ogen, de blauw aangelopen baby... Ik duw alle nare herinneringen terug naar de verste uithoeken in mijn hoofd en kijk koning Karel recht in de ogen aan, in de hoop dat de paniek die ik vanbinnen voel niet van mijn gezicht af te lezen is. 'Koning Karel,' zeg ik met een stemverheffing, 'u beschuldigt niet alleen mijn vrouw van ketterij maar ook nog eens mijn zoontje van het wezen van een duivelskind. Ik vind deze beschuldigingen, waar u geen enkel bewijs voor heeft behalve wat roddels, uiterst beledigend!'

'Bewijs het dan', gooit koning Karel me voor de voeten. Hij kijkt me uitdagend aan. 'Ik wil haar zien.'

'Goed', zeg ik zonder twijfel. Ik begeleid hem naar de bibliotheek, terwijl ik in gedachte mezelf tot bedaren breng. Ze is blond. Aan haar uiterlijk valt niets te zien.

Met een zwaai gooit koning Karel de deur van de bibliotheek open. Van schrik laat Laureen een boek vallen dat ze net weer terug wilde zetten. 'Koningin Laureen, eindelijk ontmoeten wij elkaar!' zegt koning Karel met vals enthousiasme. Vervolgens gooit hij haar meteen het vuur aan de schenen: 'U heeft een uitzonderlijke naam. Hoe kwamen uw ouders daarop?'

'Ik... eh.' Laureen kijkt me met geschokte ogen aan, al even bang als ik. Achter koning Karels rug om schud ik bijna onmerkbaar mijn hoofd. De waarheid, namelijk dat ze vernoemd is naar de laurierboom, zal voor koning Karel een bekentenis zijn. 'Ik weet het niet, koning Karel.'

'Mmm.' Koning Karel vouwt rustig zijn armen achter zijn rug en loopt op zijn dooie gemakje door de bibliotheek. 'Ik zal er niet langer omheen draaien, koningin Laureen. In het dorpje Morgenrood wordt u beschuldigd van hekserij.'

'Onzin!' zegt de bisschop lachend. Volkomen rustig komt hij de bibliotheek binnen gelopen. In het voorbijgaan kijkt hij me boos aan. Wat heb je nou weer gedaan? lijken zijn ogen aan me te vragen. 'Koning Karel, welkom in het kasteel.' De bisschop kust voorzichtig de ring om de vinger van koning Karel. 'Ik kan u verzekeren dat we alle heksen oppakken en verbranden. Ons systeem is waterdicht.'

'Echt waar?' Koning Karel kijkt de bisschop met een schrikbarend beleefde glimlach aan. 'Dan ben ik gerustgesteld.' Naast me slaakt Laureen een diepe zucht van opluchting. 'Dan kunt u dat waterdichte systeem vast wel even op de koningin testen. Als ik met mijn eigen ogen heb gezien dat ze geen heks is, kan ik vanavond weer met een gerust hart naar bed.' Hij kijkt over zijn schouder naar Laureen en mij om onze reactie te peilen. 'Koningin', zegt hij terwijl zijn glimlach verdwijnt. 'Mag ik weten wat u daar achter uw rug verstopt?'

'N-niks', stamelt Laureen. Ik kijk achter haar rug en de paniek slaat me om het hart als ik zie dat Laureen het plantje nog vast heeft.

'Laat uw handen dan zien', beveelt koning Karel haar. 'Als u niks te verbergen heeft, kan u uw handen wel even laten zien.'

'Zo is het wel genoeg!' schreeuw ik terwijl ik beschermend voor haar ga staan. De paniek heeft plaatsgemaakt voor woede. Hoe durft hij hier zomaar binnen te komen stormen en Laureen in zo'n benarde positie te brengen? Ik breng één hand naar achteren en gebaar dat Laureen het plantje aan mij moet geven. En precies op dat moment dat ze het plantje overgeeft, precies op het moment dat haar zachte vingertoppen de mijne raken, zie ik vanuit mijn ooghoek een oogverblindend licht verschijnen. Geschrokken draai ik me om. Het plantje geeft stralen af zo fel als de zon en ondanks dat Laureen het nog steeds vast heeft, is het plantje groen.

'Aha!' schreeuwt koning Karel. 'Als dit geen bewijs is weet ik het ook niet meer! Ik zal...' Het licht schiet door de kamer en dooft uit. Tegelijkertijd valt koning Karel op de grond. Zijn ogen staren in het niets naar het plafond.

Hendrik snelt naar hem toe en legt zijn oor op zijn borst. Hij komt weer omhoog en kijkt ons geschokt aan. 'Hij is dood.'


HeksenvalUnde poveștirile trăiesc. Descoperă acum