15

96 7 0
                                    

Een lichte hoofdpijn zeurt rond in mijn achterhoofd als ik wakker word. Langzaam open ik mijn ogen. Maar nog voor die iets geregistreerd hebben, ruik ik het al. Dit is niet mijn kamer in opa's huis. Dit bed ruikt anders. Mannelijker. O god.

Ik sper mijn ogen verder open en wrijf de slaap eruit om beter te kunnen zien. Nee, dit is absoluut niet het huis van mijn opa. Op het bed liggen lichtblauwe lakens en ik lig met mijn gezicht op slechts een paar meter afstand van een wit gestucte muur. In het huis van mijn opa zijn bijna alle muren zachtgeel. Shitterdeshitterdeshit.

Ben ik echt met een jongen mee naar huis gegaan? Ik durf me niet om te draaien uit angst voor wat ik aan zal treffen. Niet te geloven dat het zo ver is gekomen. Ik, Clio de Vries, heb misschien zojuist voor het eerst in mijn leven een one night stand gehad en ik weet er niks meer van.

Heel voorzichtig waag ik het erop om me om te draaien. Een gevoel van opluchting stroomt door me heen als ik constateer dat ik alleen in het bed lig. Dat wordt echter volledig teniet gedaan als ik zie dat de andere kant van het bed wel beslapen is. De dekens zijn omgewoeld en er zit een kwijlvlek op het kussen. Die zal toch niet van mij zijn?

Mijn blik glijdt verder door de ruimte. De muur waar ik nu naar kijk, heeft aan beide kanten een deur en daartussenin staat een houten ladekast. Erboven hangt een aantal foto's. Ik stap uit het bed om ze beter te kunnen bekijken en dat is wanneer ik geluid in een van de andere kamers hoor. Er is dus inderdaad nog een andere levende persoon hier. O jezus.

Ik haast me naar de foto's toe en bestudeer ze. Het zijn een paar foto's van auto's en één waar twee jongens op staan. Ze staan bij een boom met hun armen om elkaar heen geslagen, een jaar of veertien oud. Miles en Caleb. Hoewel ik die laatste pas één keer ontmoet heb, weet ik zeker dat hij het is.

Als hier een foto van hen tweeën hangt, betekent het dat ik bij een van hen thuis ben. En ik weet eerlijk gezegd niet wie van de twee ik erger zou vinden. Iemand die ik nauwelijks ken en die ik mogelijk nooit meer tegen hoef te komen of iemand die me zou helpen met het opbouwen van mijn leven en die een vaste klant van mijn opa is?

Die gedachte laat een kwartje vallen en dan weet ik plotseling zeker in wiens huis ik ben. De handvaten aan de ladekast zijn duidelijk hun leven begonnen als handgrepen aan een auto. En de lamp op het nachtkastje is gemaakt van... Nou ja, ik weet niet hoe het heet, maar het komt ook uit een voertuig. Dit is het appartement van Miles.

Brandend van schaamte laat ik mezelf op de rand van het bed zakken. Wat moet ik nu doen? Hij kan elk moment de kamer in komen en dan? Wat als hij niet eens kleren draagt?

Oké, Clio, doe even rustig. Niet meteen van het ergste uitgaan. Wat is er gisteravond nou helemaal gebeurd? Ik ging naar de bar om drinken te halen en toen ik een whisky-cola had besteld, bleek die sterker dan ik had verwacht. Ik probeerde Dusty weer te vinden, werd onderweg half versierd door een totaal onbekende en vervolgens bood een andere onbekende me een drankje aan. Volgens mij heb ik in één avond al mijn grenzen overschreden. Tegen de tijd dat ik weer bij Dusty, Miles en de inmiddels teruggekeerde Caleb kwam, was ik zo aangeschoten dat ik ook nog een of ander lulverhaal tegen Miles heb opgehangen over hoe ik niet geloof in relaties. En daarna wordt de boel een beetje wazig.

Ik heb te veel verschillende dingen door elkaar gedronken, dat weet ik zeker. En ik ben praktisch niks gewend qua alcohol, wat ook niet helpt. Normaal gesproken drink ik nooit meer dan twee biertjes op een avond. Daardoor kan ik me nu alleen nog maar flarden herinneren. Zoals dat ik keihard over straat schreeuwde dat ik een hamburger wilde. Lekker gênant. Of dat ik Dusty's haar vasthield terwijl die ergens in een plantsoen kotste. En hoe Miles me opving nadat ik bijna van een stoeprandje donderde. Gelukkig was ik dronken, want dat was echt een ongemakkelijk moment.

De snelweg naar mijn hartWhere stories live. Discover now