Hoofdstuk 13

250 23 8
                                    

Ik kijk verward om me heen. De pikzwarte stofwolk reist hoog de hemel in en gaat over in grijs. En dan vallen de asdeeltjes naar beneden, in grote aantallen.

Tranen stromen over mijn gezicht, langs mijn snuit en drupt van mijn neus af. Het is meer van schrik, hoewel ik niet weet wat er gebeurd is. Nog steeds zie ik het bloed en het vlees voor mijn blikveld, dat nu verdwenen is in een oogwenk.

Naast me kijkt Eric met grote ogen toe. Is hij zich wel bewust van wat er net gebeurd is?

Dan moet ik denken aan hetgene waar ik aan dacht, voordat ik de knal hoorde. Aan de jongen die opgeblazen werd in de arena nadat hij zijn mensenvorm had aangenomen. En ik zie voor me hoe hetzelfde met Foxy en Bastiaan is gebeurd, maar ik weet het niet zeker. Waren zij het wel?

Als ze dood zijn, is dat mijn schuld. Ik heb ze niet gewaarschuwd, ben zelfs gewoon doodnormaal weggelopen.

Ik kijk naar Eric, en hij kijkt naar mij. Ook hij lijkt verward, maar het is moeilijk te zien aan zijn ogen. Ze staan zoals altijd bedachtzaam. En niet meer dan dat.

De stofwolk reist steeds hoger op. De grijzige kleur neemt af en maakt plaats voor een lichtblauwe, weeïge kleur, zo'n kleur dat hangt op één januari wanneer er veel vuurwerk is afgestoken tijdens de jaarswisseling. Door de kleur verdwijnt de wolk als sneeuw voor de zon en dan zie ik lichtelijk tekenen van wat er gebeurd moet zijn.

Ik zie verstrengelde lichamen op een hoopje liggen. Het is onduidelijk van wie de lichamen zijn, want ze zijn niet meer menselijk te noemen. Maar het is ook niet meer dierlijk te noemen. En ik kan niet identificeren wie of wát het zijn. Maar mijn gedachten gaan met me op de loop. Ik denk weer aan Bastiaan en Foxy. Ik denk aan hoe ze eruit zagen, in beide vormen. Maar niets klopt met wat er voor me ligt. Is er misschien hoop dat ze nog leven?

"Help!" schreeuwt iemand. "Help!"

Opnieuw verward kijk ik om me heen. Het geluid kwam niet uit de richting van de stofwolk, het kwam uit een iets oostelijker richting. En de stem klonk vertrouwd. Alleen weet ik niet meer waarvan, omdat mijn gedachten als een wirwar door mijn hoofd schieten.

Dan hoor ik de stem weer. "Iemand, help nou toch!" Het klinkt wanhopig, als iemand die wanhopig op zoek is naar hulp, ook al is dat wel duidelijk.

Een andere stem voegt zich erbij. "We houden het niet lang vol!" Deze klinkt ook vertrouwd, en is mannelijker als de andere stem.

Alweer gaan mijn gedachten met me op de loop. Ik bedenk wie het zijn, maar tegelijkertijd wil ik ook zo snel mogelijk een schuilplaats zoeken en vluchten.

"Help ons!" gilt de mannelijke stem weer.

En dan schiet het me te binnen. Ik zie de arend voor me, met de bruine veren, knalgele klauwen en de scherpe snavel. Ik zie zijn vriendelijke blik en zijn strijkende veren. Bastiaan.

Zonder het ook maar te bedenken schiet ik naar hem toe. "Ik kom eraan!" schreeuw ik.

"Snel! We houden het niet lang vol!" jammert hij. "Foxy vooral niet!"

Dus Foxy leeft ook nog?

Ik haal opgelucht adem terwijl ik naar hen toe ren. Al snel zie ik de vertrouwde veren die Bastiaans aanwezigheid aangeven. Ze hangen in een boom.

"Wat is er gebeurd?" vraag ik hijgend. "Hoe komen jullie daar?"

Bastiaan kreunt. Foxy ligt bovenop hem en ze staart me aan.

"We zijn hierheen geblazen door die bom, of wat het ook was," zegt ze, een beetje verward.

Eric is er ook bij komen staan, nog steeds verward. "Hè? Van wie zijn die lichamen dan?"

The wolf and the gamesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu