Hoofdstuk 8

288 23 5
                                    

Het dringt tot me door dat mijn familie - roedel ook wel - niet is geweest om me te zien. Bij de andere tributen ook niet, maar ja.

Nadat iedereen zijn test had afgerond zijn we gaan eten. Ik zit aan een tafeltje met Bastiaan, Eric en Foxy in de hoop een beetje te kalmeren.

Maar dat doe ik niet.

In plaats daarvan verziek ik mijn hele leven met één enkele gedachte: ik ga dood. En het is niet makkelijk, als je alleen maar kan bedenken dat je doodgaat. Helder denken zit er vandaag dus niet meer in.

"Pff, zometeen de arena in," zegt Eric met een afkeurende blik.

Foxy zucht. "We kunnen alvast afscheid van elkaar nemen. Voor het geval dat... je weet wel."

Ik ga er verder niet op in. Mijn reacties zullen niet echt van toepassing zijn, niet zoals ik me nu voel. Maar ik merk wel dat mijn vrienden er voor me zijn. En daar ben ik ze ontzettend dankbaar voor, wat de situatie dan ook inhoudt.

"Gypta, je voelt je weer niet goed, hè?" Eric merkt ook alles op aan me, alsof hij me met een vergrootglas bekijkt of zo.

Ik haal mijn schouders af en veeg met de muis van mijn hand mijn neus af, die is gaan lopen nadat ik keihard gehuild had op het toilet. "Gaat wel."

"Nee het gaat niet," zegt Foxy er dwars doorheen. "Het is echt duidelijk te zien hoor."

Ik heb het gevoel dat er met dikke zwarte graffiti ZIEK EN GESCHIFT op mijn voorhoofd staat geschreven. Tenminste, dat is hoe ik me voel en hoe ik misschien ook wel ervaard wordt. Ik ben niet meer met mijn hoofd bij het heden. Is dit dan echt het einde van mijn leven?

Foxy slaat haar arm om me heen, aangezien zij de enige is die naast me zit. "Kom op, meid. Zet je eroverheen." Haar stem is zacht en geruststellend.

Ik snuif. "Lukt niet."

Dan staat Eric op en hij loopt naar me toe. Vervolgens komt hij zitten op het enige vrije plekje naast me en omhelst me ook. "Je weet toch nog wel wat ik zei?"

Ik knik.

"Wat? Wanneer?" vraagt Foxy. "Heb ik wat gemist."

"Nee," zeg ik doodleuk.

Ze kijkt ons met grote ogen aan. "En sinds wanneer omhelsen jullie elkaar?" Ze benadrukt het laatste woord zo erg dat het bijna eng is.

Eric haalt zijn schouders op en laat me los. "Sinds het kan."

Ik schiet in de lach.

"Zie je wel?" zegt Bastiaan vanaf de andere kant van de tafel. Hij glimlacht. "Ze kan wel lachen. Dus zo slecht gaat het nog niet."

Maar ik wil zeggen dat het juist wel slecht gaat. Dat het nooit meer goed zal gaan. Maar ik wil niet dat ze medelijden met me zullen hebben, dus houd ik gewoon mijn mond dicht.

Eric gaat naast Bastiaan zitten en gesmoord eten we verder. Het eten smaakt opnieuw naar karton en ik kan het niet door mijn keel krijgen. Het lijkt wel alsof alles van beton is. En dat maakt het er niet makkelijker op.

"Alle tributen, kom naar de ingang!" galmt het door de luidsprekers - speakers. Deze stem ken ik niet.

We staan allemaal op en lopen de eetzaal uit. De laatste keer dat ik bij de ingang ben geweest was vorige week. Sindsdien heb ik de hele tijd in dit gebouw opgesloten gezeten, en het is er behoorlijk naar op geworden.

Max staat bij de deur die toegang geeft tot de buitenlucht.

"Jullie zullen zometeen met bussen naar de arena gebracht worden," zegt hij. "En daarna zijn jullie allemaal op jezelf toegewezen. Succes."

The wolf and the gamesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu