Hoofdstuk 30

234 17 12
                                    

Ik heb weleens een scène uit de film Twilight gezien. Dit voelt vast ongeveer zo, wanneer Bella een vampier wordt. Maar ik kan er gewoon niet mee leven. De pijn blijft aanzetten en zodra het draaglijk wordt overvloeit de pijn nog harder.

Ik gil nog steeds. Ik kan niets anders. Eric staat bezorgd naast me en hij kijkt me met een scheef hoofd aan. Maar hij weet dat hij me niet kan helpen.

Mijn keel voelt rauw van het gekrijs. Ik verzet me hevig tegen de stekels, maar het lijkt alsof die klauwen hebben gekregen en me helemaal vasthouden. Ik kan geen kant meer op.

Stel nou dat ik doodga? Dan ben ik tenminste niet voor niets gestorven. Eric zal dan blijven leven en ik zal vanaf mijn volgende plekje toekijken hoe het hem vergaat. Ik weet niet wat er na de dood komt en ik heb er ook nog nooit over nagedacht. Maar nu lijkt het ineens volstrekt logisch om me ermee bezig te houden. Misschien ga ik wel naar de hemel, zoals veel gelovigen denken. Of misschien heb ik wel de reïncarnatie, dat ik terugkom in een ander wezen. Ik heb altijd al een doodnormale wolf willen zijn, ergens in de buitenwereld. Dan zou ik gewoon normaal jagen en normaal leven en me nooit zorgen kunnen maken over het menszijn.

Ik verzet me niet meer tegen de stekels en laat ze gewoon hun werk doen. Ik duw mezelf er nog harder tegenaan om het proces te versnellen, als dat tenminste gebeurd. Ik probeer de pijn te negeren en me te concentreren op wat dit zou kunnen worden. Ik adem rustig in en uit en sluit mijn ogen zodat ik me nog beter kan concentreren.

De pijn is ondraaglijk, maar ik negeer het zo goed ik het kan. Niet dat het helemaal verdwijnt, maar wel dat ik aan andere dingen kan denken. Wat zou mijn familie nu aan het doen zijn? Mijn roedel? Zouden die ook zo gestresst zijn als ik me in gedachten heb voorgesteld? Of is het omgekeerd? Het is zo moeilijk om het te weten, omdat het nou eenmaal zo is. Ik kan niet kijken wat er buiten deze omheining gaande is, of wat er dan ook mag gebeuren daarbuiten.

Helaas haalt Eric me weer uit mijn dagdroom. "Gypta?"

Ik negeer hem. Ik wil niet dat hij zich zorgen gaat maken en ik wil de pijn zo veel mogelijk buiten sluiten. Maar dankzij zijn stem voel ik het toch terugkeren, als een katalysator die de werking versneld.

"Gypta?!" vraagt Eric ongerust. "Ben je er nog?"

Altijd maar weer die ongerustheid. Het is om gek van te worden, soms. Ik wou dat ik voor deze ene keer hem kon buiten sluiten. Ik wou dat hij voor deze ene keer mijn gedachten zou kunnen lezen, om gewoon te weten dat ik nog steeds leef maar niet de aandrang voel om iets terug te zeggen.

Ik voel zijn poten op mijn rug. Ze schudden me door elkaar, alsof ik een dood hertje ben dat voor het oprapen ligt als een maaltijd.

"Hé." Eric probeert kalm te klinken, maar ik hoor in zijn stem toch een ongeruste ondertoon. Toneelspelen is niets voor hem.

Toch wil ik iets terugzeggen. Gewoon omdat hij dan eens een keer rustig doet en me niet de hele tijd aankijkt met een blik die me doet denken aan een stervend katje die net van een flatgebouw is gevallen.

Langzaam open ik mijn ogen. "Ik ben er nog," zeg ik, zo kalm mogelijk. Ik merk dat ik een beetje haper.

"Gaat het wel?" vraagt hij, nog bezorgder. Waarom?

Ik probeer mijn schouders op te halen, maar dat doet pijn. Ik krimp in elkaar. "Het gaat... Ik heb wel pijn," zeg ik.

Hij knikt. "Is er iets wat ik voor je kan doen?"

Wat zou hij voor me moeten doen? Een lekkere cocktail halen met een rietje of zo? Ik schud mijn hoofd.

"Maar als ik jou zo zie lijden..." Hij twijfelt even voor hij verdergaat. "Ik kan jou gewoon niet zo zien, Gypta. Het is voor mij best wel zwaar, sowieso de afgelopen week. En ik kan de aankomende drie dagen vast ook niet aan."

The wolf and the gamesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu