Hoofdstuk 11

300 23 10
                                    

De schemering begint te vallen, terwijl we hoger de berg op lopen. Het is een zware klim, en we zijn nog niet eens op een tiende. Hoe gaan we dit ooit op tijd redden?

"We moeten een plek vinden om de nacht door te brengen," zegt Eric.

Maar waar?

We lopen nog iets verder. Het barst hier van de rotsige stukken, maar we zijn nog onder de boomgrens, dus dat bemoeilijkt het vinden van een slaapplek ook nog eens. Er staan hier veel bomen, natuurlijk. Maar als we ergens zouden gaan liggen zouden we ontdekt worden. En dat betekent onze dood.

"Waar?" vraagt Bastiaan.

Dat is nou juist de vraag die ik dus ook heb.

"Geen idee," zegt Eric. "Misschien is er een grot in de buurt of zo."

Juist. Een grot in een dicht dennenbos. Dacht het dus ook.

"Denk je die echt te zullen vinden?" vraag ik.

Eric haalt zijn schouders op. "Misschien. Niets is onmogelijk."

"Misschien is het beter als we bergopwaarts lopen," zegt Foxy. "Dan heb je meer kans."

Dus we lopen omhoog, terwijl het bos dichter en dichter wordt. Het is een stijle klim, zwaar ook, zoals ik al zei. Maar we vinden geen grot. Niet eens een teken ervan. Slecht nieuws.

"We zullen vannacht een risico moeten nemen," zeg ik zuchtend.

Foxy springt een gat in de lucht. Zij vindt het wel leuk om risico's te nemen, ze heeft het zelf gezegd toen we aan het discussiëren waren over wie er moest achterblijven. En het is duidelijk te merken.

"Ja," zegt Eric. "Ik ben bang van wel." Hij zucht ook.

"Nou, laten we ons klaarmaken voor de nacht dan," zegt Bastiaan.

Het bos is zo dicht en zo donker, dat het bijna onmogelijk is om hier iemand te vinden. Maar de anderen, met hun donkere vacht, zijn goed gecamoufleerd in het donker. In tegenstelling tot mij, met mijn spierwitte vacht, ben ik goed op te merken. Dit gaat nog een probleem worden.

Ik sla mijn ogen neer en kijk naar de donkere bodem onder mijn poten. Er groeien paddestoelen.

Eric merkt het. "We moeten rekening houden met Gypta."

"Oh ja," zegt Bastiaan. "Zij is wit."

"We kunnen ook een hol gaan maken," zegt Vayèn. Waarom zegt zij altijd dingen op het laatste moment? "Daar kan iedereen in schuilen."

Foxy denkt even na, begint daarna met haar hoeven op de bodem te stampen en zegt: "Hoe wil je dat voor elkaar krijgen dan? De bodem is zo hard als steen."

Ze haalt haar schouders op. "Dacht dat het een goed idee was."

Foxy schudt haar hoofd. "Ga eerst eens nadenken voor je iets zegt. En als je nou gewoon op de grond zou staan zou je het wel gevoeld kunnen hebben."

Vayèn begint te lachen. "Ik staan? Maak het de kat wijs, haha."

Foxy zucht. "Ga je nou alweer beginnen?"

Vayèn begint opnieuw te lachen. "Nee, wat denk jij?" zegt ze sarcastisch.

"Als ik jullie gekibbel de hele tijd moet aanhoren vertrek ik," zeg ik chagrijnig. "Gewoon even je muil houden."

Erics ogen worden groot. "Maar niet zonder mij toch?"

Wat bedoelt hij daar nou weer mee? Ik vertrek dan gewoon, boeit me niet wie er meegaat.

Ik begin te lachen. "Natuurlijk niet." Dan steek ik mijn tong naar hem uit, om het meer op sarcasme te laten lijken.

Hij rolt met zijn ogen.

The wolf and the gamesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu