Elves deel 36

956 76 12
                                    

“Daray!” zegt Edmund vol afschuw en verbazing. Ik durf mijn ogen niet van hem af doen, wie weet in wat hij instaat is.

Hij stapt onze richting in en mijn hart nu helemaal te keer. Als hij ongeveer vijf meter van ons is staat hij stil, zijn blik ijzig op ons gericht.

“Zo, Aine, we zien elkaar toch nog eens terug.” Er verschijnt een grijns op zijn gezicht de grijns die ik do veracht.

“Daray, blijf uit de beurt van ons, wat doe je hier in vredes naam?!” je kan de angst in mijn stem horen en dat lijkt Daray te amuseren.

“Is ons prinsesje bang?” hij had prinsesje gezegd en onbewust kijk ik naar mijn zusjes die me ongelovig aan staren. Ik kijk snel weer naar Daray, ik vertrouw hem helemaal niet.

“Daray, wat wil je?” zegt Edmund die inmiddels mijn hand stevig vast heeft.

“Oh, niet veel eigenlijk. Nu ik de koning heb, heb ik alleen nog maar de prinses nodig.” Zijn woorden spoken door mijn hoofd, maar vinden geen plaats.

“Dus, Aine, ik wil een soort van deal maken. We doen het op de makkelijke manier en jij komt gewoon mee met mij, of op de lange, gevaarlijke manier ik verwoest alles dat je dierbaar is. Dus voor mij eindigt het sowieso goed, maar voor jou niet.” En daar is die verachtelijke grijns weer. “Aan jou de keuze.” Ik voel hoe alle moed in mijn schoenen zakt, dit had ik niet verwacht.

De keuze is niet echt moeilijk en ik kijk nog een laatste keer naar mijn familie en vrienden, die me droevig aan kijken. Alsof ze weten wat ik ga doen.

“Daray, ik kom met je mee.” Ik stap naar hem toe. Ik laat Edmunds hand los, maar hij laat de mijne niet los.

“Edmund, laat me…” hij trekt me naar zich toe, dicht tegen zijn warme lichaam, en drukt zijn zachte lippen op de mijne. Het is alsof de tijd even stilstaat.

“Uhum… Geen klefferig gedoe alsjeblieft.” Onderbreekt Daray ons, met zijn hatelijke stem. Edmund laat zijn lippen van de mijne en het bange gevoel komt als een bom terug.

“Aine je moet niet gaan, wij kunnen ons goed beschermen. Hij kan ons niet doen.” Fluistert hij in mijn oor.

“Dat weet ik, maar mijn moeder, vader, grote broer en kleine zusjes kunnen zich niet zelf beschermen en… hij heeft mijn vader. Wie weet hij met hem doet.” Ik kijk droevig in zijn ogen en hij kijkt even droevig terug.

“Edmund ik moet dit doen.” Ik laat hem los en hij mij ook. Ik druk nog een kusje op zijn wang en loop dan naar Daray, die nog altijd, vreselijk irritant grijnst.

“Wachters, grijp haar!” schreeuwt hij als ik op een afstandje van hem ben. Opeens uit de duisternis komen grote wolfachtige mannen en nemen me vast. Ze binden mijn handen samen en een van hen houd zijn vieze hand voor mijn mond.

“Oh, Aine, lieve Aine, dacht je nu werkelijk dat ik zo vrijgevig ben? Je hebt mijn meester vermoord. En nu ga ik jou familie en vrienden vermoorden.” Een duivelse lach komt uit zijn vieze mond en nog meer wolfachtige mannen komen uit de schaduwen, met zwaarden, bijlen en nog meer wapens.

“Neweeewwmemmee.” Schreeuw ik, door de hand voor mijn mond is het amper hoorbaar. Ze stormen op de boom af waar mijn familie en vrienden zitten. Edana, Murrough en Edmund  beginnen voor hun leven te vechten en mijn familie rent weg, met achter hen drie wolfmannen. Ik kan mijn handen niet bewegen, maar met mijn benen schop ik hevig tegen de schenen van de wolfmannen, waar ik alleen maar gegrom van krijg.

Daray’s gezicht verschijnt recht voor me en met een plotse prik in mijn boven arm, verdwijnt mijn zicht en het geluid van schreeuwende mensen, mijn vechtende vrienden en de het gegrom van de wolfmannen.

Elves, de verloren dochterWhere stories live. Discover now