Elves deel 30

1.1K 85 4
                                    

Heeey!!! 

EINDELIJK VAKANTIE!!! Voor wie nog?

OMG! Ik kan het echt niet geloven! 4K en 190 votes! Echt allemaal bedankt <3 :* Dit is het 30ste hoofdstuk en ik hoop dat je het nog een beetje leuk vindt!? Jullie zijn echt super! Het vorige hoofdstuk had 12 votes hoeveel kan ik er nu krijgen? xx

Vote, comment and follow!! <3

Lynn-Pie xx <3

Aine 

Ik word wakker maar er is niet veel licht. Ik kreun ligt door de pijn die zich over mijn wang verspreid. Wat?... Steeds meer figuren worden duidelijk en ik voel iemand mijn hand pakken. Ik draai mijn hoofd 90° en zie een donker gezicht. Vraag me niet hoe ik het weet, maar ik weet zeker dat het Edmund is. “Hey, prinses.” Zegt hij droog met een scheef lachje. Ik smelt vanbinnen van zijn warme stem en kan een lach niet onderdrukken. Met de lach op mijn gezicht probeer ik rustig recht te komen. “Rustig, prinses. Die wonde ziet er niet goed uit, blijf maar een beetje liggen.” Zegt hij rustig en ik leg me terug neer. Man, die wonde doet echt veel pijn. “Uh, Edmund.” Ik hoor Edana’s bange stem en een flits van angst raast door mijn lichaam. “Wat?” ik zie hoe Edmund zijn hoofd draait en dan hard schrikt. Ik voel de schok door zijn hand op mijn hand. Ik probeer iets te zien, maar het is te donker.  “Pak, Aine. We moeten weg!” zegt Murrough en alsof het niet snel genoeg kan laat Edmund me los en heft me op in zijn armen. Ik lig in zijn armen als een bruid, maar erg vind ik het niet hoor! Edmund start met rennen als een gek. Het is alsof ik niets weeg hij gaat zo snel. Ik sla mijn armen om zijn nek en druk me tegen hem aan. Zijn hartslag is super hoog en zijn adem raast over mijn lichaam. Ik kijk achter hem, maar zie niets. Tot dat er een grote kop, dat er redelijk, wat zeg ik, super gevaarlijk uitziet. Ik schrik me bijna dood en tier het uit. Door mijn gil schrikt Edmund. Hij stopt voor een moment om me raar aan te kijken, maar dat is niet echt slim. Het ding is nu vlak bij en klaar voor de aanval. Ik zoek rond me en af en toe onderdruk ik een kreun door de pijn in mijn wang. Daar. Ik wring mezelf uit de armen van Edmund en wandel, strompel naar een tak dat gebogen is. Snel trek ik drie lange haren uit. Ik draai ze samen zodat ze sterk en stevig zijn snel bind ik ze rond de gebogen tak. Ik pak een paar scherpe takken en schiet ze meteen op het beest af al snel raak ik hem. Hij brult het uit en gaat dan weg, het bos in. “Aine…” “We moeten hier echt weg. Het is hier gewoon levensgevaarlijk.” Zeg ik met een zware adem. “Aine, je kon ook gewoon je pijl en boog hebben gebruikt.” Zegt Murrough die dichter komt. “JA, dat weet ik. Maar het probleem is, dat ik ze ben verloren tijdens het gevecht met de gemuteerde tijger. Ik had ze in mijn handen, maar ik liet ze vallen en nu ben ik ze kwijt.” Zeg ik eigenwijs. Ja, ik weet het ik ben dom. Wie laat er nu ook zijn enige wapen achter in een eng bos? Wel, ik dus. We beginnen terug aan onze tocht, maar ik krijg het idee dat we niet de juiste richting uitgaan.

Het word steeds donkerder en tussen alle bomen zie ik donkere schimmen. We stappen goed door, maar bij iedere stap die ik neem krijg ik het idee dat iets of iemand naar ons zit te gluren. Mijn wang doet nog steeds pijn en soms moet ik steun zoeken bij Edmund omdat mijn hoofd gevaarlijk begint te tollen. Maar ik stap toch goed door, samen met de rest. Ik kijk heel de tijd rond me, zoekend naar iets dat ons kan helpen voor hier uit te geraken. Het word steeds donkerder, ook al kan ik het niet zien door de vele bladeren die ervoor hangen. Het word steeds kouder en ik kruip tegen Edmund aan. “Misschien moeten we ergens een plek zoeken om te overnachten.” Zegt Edana na een geeuw. Ik knik net zoals Edmund en Murrough. “Maar dan moeten we wel elk om de beurt de wacht houden om elkaar te waarschuwen als er gevaar is.” Zegt Murrough. “Ok, ik begin.” zegt Edmund. “Ik ben na jou dan.” Zegt Edana “En ik na jou.” Zegt Murrough. Voor ik iets kan zeggen zegt Edmund: “Aine ik neem jou beurt wel. Dan kan jij goed uitrusten en kan je wonde een beetje dichtgroeien, dat hoop ik toch.” Het laatste klinkt meer alsof het voor hem zelf bedoeld is, maar ik trek me er niets van aan. Ik knik, omdat ik te moe ben om tegen te stribbelen. Ik heb mijn slaap echt nodig. Mijn hoofd kan dan een beetje rusten, want op sommige momenten denk ik echt dat hij gaat ontploffen. “Mayma, zou je een grote tent kunnen worden waar we met drie kunnen in slapen?” zonder enig tegenstribbel verandert ze in een grote kaki groene tent. Edana en Murrough gaan de tent in en al snel hoor ik Murrough licht snurken. “Aine je zou beter ook gaan slapen.” Zegt Edmund zacht en hij komt dichter. Hij geeft een kusje op mijn voorhoofd en ik smelt vanbinnen. Ik knik nog eens licht en ga dan ook de tent binnen. Edana en Murrough liggen al vredig te slapen en ik leg me aan de linkerkant van hun twee, die dicht bij elkaar liggen.

Elves, de verloren dochterWhere stories live. Discover now