Het Geslacht Vuil Gat

由 ClaraAllanPoe

24K 1.3K 1.7K

Maria Esselings en Arnaud Cools zijn tieners wanneer ze elkander aan het eind van de jaren '30 tegen het lijf... 更多

Voorwoord
Deel 1. Verloren jeugd - Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12
Hoofdstuk 13
Hoofdstuk 14
Hoofdstuk 15
Hoofdstuk 16
Hoofdstuk 17
Hoofdstuk 18
Hoofdstuk 19
Hoofdstuk 20
Hoofdstuk 21
Hoofdstuk 22
Hoofdstuk 23
Hoofdstuk 25
Hoofdstuk 26
Hoofdstuk 27
Hoofdstuk 28
Hoofdstuk 29
Hoofdstuk 30
Hoofdstuk 31
Deel 2. Wachten op de dood - Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12
Hoofdstuk 13
Hoofdstuk 14
Hoofdstuk 15
Hoofdstuk 16
Hoofdstuk 17
Hoofdstuk 18
Hoofdstuk 19
Hoofdstuk 20
Hoofdstuk 21
Hoofdstuk 22
Hoofdstuk 23
Hoofdstuk 24
Hoofdstuk 25
Hoofdstuk 26
Hoofdstuk 27
Hoofdstuk 28
Hoofdstuk 29
Hoofdstuk 30
Hoofdstuk 31
Hoofdstuk 32
Hoofdstuk 33
Hoofdstuk 34
Hoofdstuk 35
Hoofdstuk 36
Hoofdstuk 37
Hoofdstuk 38
Deel 3. Zoektocht naar het geluk - Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12
Hoofdstuk 13
Hoofdstuk 14
Hoofdstuk 15
Hoofdstuk 16
Hoofdstuk 17
Hoofdstuk 18
Hoofdstuk 19
Hoofdstuk 20
Hoofdstuk 21
Hoofdstuk 22
Hoofdstuk 23
Hoofdstuk 24
Hoofdstuk 25
Hoofdstuk 26
Hoofdstuk 27
Hoofdstuk 28
Deel 4. Tongerlo bij nacht - Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 24

364 13 6
由 ClaraAllanPoe

Sinds die bewuste winterochtend kroop de tijd nog trager voorbij en de twee jaren die volgden leken veel langer te duren dan ze werkelijk waren. Ondertussen was Maria achttien geworden en had ze haar jeugd verspild aan piekeren. Ross had vermoedelijk de dood gevonden en ook de woorden die Arnaud haar toevertrouwde per brief kregen steeds een sombere bijklank. Maria vroeg zich af hoe lang het zou duren voor Marcel en Leopoldine haar zouden ontslaan en haar zouden terugsturen naar haar familie in Tongerlo. Alle gebeurtenissen van de afgelopen tijd bleven in haar hoofd rondspoken, als een echo die blijft weergalmen door een diep dal. 

Exact twee jaar na de arrestatie van Fons en Bea was de familie Cools samen met haar dienstmeid naar de mis gegaan. Het was een grijze morgen in 1943 en de bomen dansten heen en weer op de tonen van de ijskoude wind. Maria slenterde zwijgzaam het kerkgebouw uit. Haar felblauwe ogen waren lang niet meer zo guitig als vroeger en staarden nu treurig voor zich uit; haar mond die zich in elke situatie tot een ondeugende glimlach kon vormen was nu een strakke streep; haar vingernagels waren afgeknabbeld tot op het bot; ze was zienderogen vermagerd - niet zo erg dat het er ziekelijk uitzag, maar wie haar twee jaar niet meer gezien had zou duidelijk het verschil merken; haar gelaatskleur was ongezond, als de vergeelde pagina's van een oud boek. De dorpelingen zagen een welopgevoede jongedame die eindelijk haar fatsoen kon bewaren in het openbaar, ik zag een hoopje ellende. Dit was niet meer de Maria die ik gekend had. 

"Maria", hoorde ze plots haar naam in de verte. Ze keek om en bleef staan, waardoor de dorpelingen die de kerk uitschuifelden zich langs haar heen moesten wurmen. 

"'k Zen direct terug", zei ze tegen Leopoldine en Marcel en ze haastte zich terug naar binnen. 

"Mijnheer pastoor", begroette ze de oude man met zijn dikke witte snor. "U hebt mij nodig?" 

"Maria, goeiemorgen." De man gebaarde naar twee stoelen op de laatste rij en ging zitten - het was Maria niet ontgaan dat hij zijn ogen even dichtkneep en naar zijn rug greep terwijl hij plaatsnam, maar ze deed alsof ze dat niet gemerkt had en ging naast hem zitten. "Ge moet weten dat ik u heel erg bewonder", begon hij alsof dit een monoloog was die hij uit het hoofd had geleerd. 

Maria onderbrak hem echter voordat hij haar nog meer kon complimenteren. "Ik begrijp nie waarover u het heeft, mijnheer pastoor."

"Ach, doe niet zo bescheiden. Gij zijt Maria Esselings, de heldhaftige weerstander van Blauberg. Daar zoudt ge trots op moeten zijn!" Hoe meer hij zei, hoe sterker zijn enthousiasme leek te worden. 

Er verscheen een zwakke glimlach op Maria's gezicht, al was dat enkel maar om de bewondering die de pastoor voor haar en haar intenties leek te hebben. "Da was lang geleden. 'k Zen veranderd." 

"Twee jaar is inderdaad lang in het leven van een jongeling, maar voor mij is dat allemaal heel snel gegaan." Hij staarde even zwijgend voor zich uit. "Die tijd voor de oorlog begon lijkt al zo lang geleden. En ik denk dat het u ook steeds meer dwarszit."

Maria keek verbaasd op. 

"Ik kan me voorstellen dat ge uw vrienden heel erg mist."

"Natuurlijk", mompelde Maria. Ze keek vluchtig om zich heen om zeker te weten dat er niemand meer was die dit gesprek op zou kunnen vangen, maar alle dorpelingen waren al huiswaarts gekeerd. De pastoor en zijzelf waren de enigen in de donkere kerk. "Mor 't is ondertussen al twee jaar geleden. Ik denk geregeld terug aan Fons en Bea en 'k mis hen nog altijd, mor 't leven gaat veut. We zullen moeten accepteren da ze 'r niet meer zen. En Arnaud..." Ze slikte even en haar stem sloeg over bij het uitspreken van zijn naam. De jongedame wendde haar blik af, trachtend haar innerlijke verdriet voor zichzelf te houden. "Hoe langer dat 'em wegblijft, hoe meer 'k m'n hoop verlies", zei ze met trillende stem. "Al bijna drie jaar spreek ik hem alleen per brief en geen enkele andere jongen uit 't deurp is ooit teruggekomen, enkel Victor dan, mor ziet toch wat den oorlog met hem gedaan hee. Hij is verminkt voor de rest van z'n leven." 

De oude priester legde troostend zijn hand op haar schouder. "Ge moet blijven bidden, Maria. Uw gebeden worden verhoord en op een dag zal Arnaud hier terug staan." Hij keek haar meelevend aan. "Hij zal verschieten dat ge al zo groot geworden zijt."

"Dank u wel, mijnheer pastoor. Mor inmiddels durf 'k al nie meer hopen." Ze droogde haar tranen met de rug van haar hand. 

"En die andere jongen?" 

"Wie bedoelt u?" vroeg Maria zo koel mogelijk, al was de verbazing in haar stem de priester ongetwijfeld niet ontgaan. 

"Die Engelsman."

"Ik ken geen Engelsman, mijnheer pastoor." Ze probeerde de blik van de priester te ontwijken. 

"Het spijt me als ik te opdringerig ben, maar ik denk dat ge goed genoeg weet over wie ik het heb." De pastoor keek haar even ongerust aan. "Ge kunt gerust zijn, Maria. Ik ben de enige van het dorp die weet dat Ross Blackwood hier geweest is."

"Hoe weet u da?" vroeg ze geschokt. 

"Ik heb het uit uw eigen mond gehoord. Twee jaar geleden, hier in de kerk." Toen de priester zag dat Maria haar ogen afwendde en haar hoofd schudde, zei hij snel: "Uw geheim is veilig bij mij. Ik heb twee jaar lang gezwegen, maar ik wil dat ge weet dat ik respect heb voor u en uw intenties. Ge hebben gedaan wat de anderen niet durfden." 

Nerveus bracht Maria haar hand naar haar mond en begon ze op de vingernagel van haar wijsvinger te bijten. Ze begreep allerminst waar de priester op doelde. Wat had het voor zin haar te confronteren met haar zonden van twee jaar geleden? 

"Ik ben ondertussen vierentachtig, Maria, en ik ben me ervan bewust dat ik niet eeuwig meega. Daarom wil ik u een voorstel doen. Ik heb hetzelfde voorstel gedaan aan Louis Claes en hij ging ermee akkoord."

Nu had de pastoor haar interesse weten op te wekken. Maria keek op, blies het stukje afgebeten vingernagel dat ze tussen haar tanden had weg zodat een aantal speekseldruppeltjes haar mond verlieten, en vroeg dan nieuwsgierig: "Wa stelt u dan voor?"

De oude man krabde aan zijn witte snor. "Het is ondertussen al twee jaar geleden dat Fons en Bea verdwenen zijn. Ik wil hen eren, op welke manier dan ook. Het is niet heel spectaculair - dat weet ik - maar het is ten minste iets. Ik zou niet willen dat ze zomaar vergeten worden." 

"Ja, daar heeft u gelijk in", mompelde Maria en ze staarde peinzend voor zich uit. 

"Ik weet dat ik me niet met uw zaken hoor te bemoeien, maar het lijkt me een goed idee om de weerstanders van Blauberg terug bij mekaar te brengen."

Maria staarde hem fronsend aan. "Mag 'k vragen waarom?" 

"Ik ben oud, Maria, en de laatste tijd ga ik achteruit." De pastoor slikte even. Het werd Maria stilaan duidelijk dat dat de reden moest zijn van zijn haast. "Ik wil koste wat het kost het einde van de oorlog halen. Hoe sneller dit voorbij is, hoe beter."

De jongedame wilde hem vragen hoe hij dacht dat het eren van twee gestorven weerstanders zou kunnen leiden tot het einde van deze verdomde oorlog, maar ze hield haar mond. De man was ziek; hij had recht op een vredevol einde, zonder dat hij zich druk hoefde te maken om oorlog en het onzekere lot van zijn parochianen. Als de pastoor dacht dat dit zou kunnen helpen, stond ze achter hem. Erger kon het sowieso niet worden en ofschoon ze wilde blijven leven om op een dag Arnaud weer te zien, had ze wel zin in het avontuur - ze zou beter moeten weten, zeker na wat er met Fons en Bea was gebeurd, maar ze kon simpelweg niet aan de verleiding weerstaan. 

"Ik dacht eerlijk gezegd da u geen partij zou kiezen. God staat toch aan niemands kant?" 

De pastoor grinnikte. "De intenties van God kunnen wij niet begrijpen. Maar wij strijden tegen onrecht - dat is toch de goede zaak?" Hij ging voorzichtig rechtstaan, steunend op de rugleuning van een houten stoel uit de rij voor hem. Maria volgde zijn voorbeeld. 

"Ik zal Stan ook zo spoedig mogelijk inlichten, al betwijfel ik of hij hiermee akkoord zal gaan."

"Ja, Stan was degeen die er altijd op gehamerd hee om 't contact te verbreken", prevelde Maria. "Mor als u aandringt denk ik nie dat 'em zal kunnen weigeren." 

"Laten we dat hopen. Wanneer zou het u schikken om ons hier te ontmoeten?"

"Ik kom hier elke maandagavond na m'n werkuren een kaarsken branden", mompelde Maria zachtjes. Ze wilde nog verdergaan, maar de pastoor onderbrak haar.

"Goed, maandagavond dan." 

"Dank u wel, mijnheer pastoor."

"Ga nu maar naar huis, kindje. Ik zou niet willen dat Marcel en Leopoldine ongerust worden." 

Maria glimlachte - de eerste oprechte glimlach sinds jaren. Eindelijk zou er weer iets spannends gebeuren in haar leven, en terwijl anderen zouden vrezen voor de gevaren die verzetspleging ten tijde van oorlog met zich meebracht, verheugde Maria zich erop, omdat ze zich eindelijk nuttig kon voelen zoals ze dat altijd al gewild had. Een beetje risico kon geen kwaad. Want wat was haar leven waard als het niet ten volle geleefd werd? 

繼續閱讀

You'll Also Like

2.3K 46 7
Wanneer Salomo zijn huishouden in Jeruzalem inruilt voor de oase van Ein Gedi, ontmoet hij daar Shula. Een mooi meisje, gebruind door haar gedwongen...
1 0 1
Welkom in dit boek het gaat allemaal over mijn leven waargebeurde. ik hoop dat dit je inspireert met dat je niet alleen staat in dit leven.
3K 41 11
Ave is een slaaf en voelt zich ongeloofelijk ongelukkig in haar slaven bestaan, tot dat Dex de zoon van de keizer de familie Marius
225 27 7
Een verhaal over het leven van Bernhard van Teylingen, om hem te leren kennen. Over leven met en sterven vanwege homoseksualiteit in de middeleeuwen...