Nog een week en dan hield Amber haar feest. Bruno was bij me langsgekomen en had gevraagd of ik samen met hem een cadeau wilde uitzoeken. Dat wilde ik wel.

Dus nu liep ik samen met Bruno door de winkelstraat van ons kleine dorp. Hij vertelde van alles en ik luisterde naar hem terwijl we verschillende winkels afgingen.

We waren in de boekenwinkel beland, een van mijn favoriete winkels in het dorp. Mijn vingers gleden over de ruggen van de boeken op de boekenplanken.

'Is het niet vreemd,' begon ik, 'dat hier boeken staan van dode mensen?'

Bruno draaide zich naar me toen met een boek in zijn hand en keek me verbaasd aan.

'Ik bedoel, zij hebben een stempel op de wereld achtergelaten. Niet iedereen kan zeggen dat ze dat gedaan hebben.'

Hij snapte me denk ik nu, want hij ontspande zijn donkere wenkbrauwen.

'Die stempels doen er niet toe.' Ik schrok van zijn antwoord. Terwijl hij zijn antwoord gaf, stapte hij langzaam dichter naar me toe.

'Iedereen gaat dood, de wereld vergaat, die stempels doen er niet toe, je wordt vroeg of laat toch vergeten. In feite doet helemaal niets ertoe; wat je doet, wat je zegt, wie je bent.' Ik wist geen antwoord.

'Wij zijn mieren, Ben! Enkel kleine organismen in een eindeloos universum.'

Bruno had het boek in zijn handen op de tafel vol met boeken naast hem gelegd. Hij stond nu zo dicht bij me dat ik met mijn rug tegen de boekenkast aanstond.

'Ik zou je nu zelfs kunnen zoenen.'

Ik trok mijn wenkbrauwen op en voelde mezelf roder worden met elke centimeter dat zijn gezicht dichter bij de mijne kwam. Net voordat onze lippen elkaar aanraakte stapte Bruno naar achter en pakte het boek op dat hij op de tafel naast zich had neergelegd. 'Ik zou dit boek kunnen stelen,' zei hij terwijl hij met het boek in zijn handen zwaaide. 'Ik zou zelfs álle boeken hier kunnen stelen!'

Hij greep met zijn armen naar de boeken op de boekenplank achter me en er werd een stapel van boeken op zijn armen gevormd dat zijn gezicht erachter werd verstopt. 'Ben, kijk!' Bruno probeerde zijn best om de hoge stapel te balanceren in zijn armen. 'Ik zou al deze boeken gewoon mee kunnen nemen, want niks doet ertoe!' lachte hij.

Maar een paar seconden later verloor hij zijn evenwichten en de boeken ploften samen met hem op de vloer van de winkel. De vrouw achter de kassa keek ons vanuit de andere kant van de winkel met een boze blik aan en ik werd nog roder dan dat ik al was. 'Excuses. We zetten ze wel terug!' probeerde ik op een beleefde manier naar haar te schreeuwen terwijl Bruno bleef lachen. Zijn lach was aanstekelijk en ik kon het niet helpen om met hem mee te lachen. Lachend greep ik Bruno bij zijn polsen en hielp hem overeind en toen hij recht op stond zoende hij me plots. Met mijn hoofd in zijn handen en de boeken nog op de grond. Vlinders vulden mijn maag, en verlieten mijn buik niet voor de rest van ons bezoek aan de boekenwinkel.

Bruno stond erop dat we ons cadeau wel zouden vinden bij de juwelier, dus daar gingen we naartoe. Op de weg er naartoe trok hij me soms naar hem toe; om me te zoenen of om een hand door mijn haar te halen of om een compliment in mijn oor te fluisteren.

Ik kon niet stoppen met denken aan Amber, maar op dat moment vond ik het niet erg. Ik had Bruno. En hij had mij.

In de juwelier had Bruno een leuk cadeau voor Amber gevonden en terwijl het sieraad werd afgerekend, vroeg ik aan hem: 'Hou je van haar? Van amber?'

Hij keek naar me op met een aantal eurobiljetten in zijn hand. Ik hoorde de twijfel in zijn stem toen hij antwoord gaf. 'Ik denkt het.'

Hij klonk niet overtuigend.

'Waarom zoen je dan met me?'

Ik had me moeten schamen toen ik deze vraag vroeg terwijl de juweliersmedewerker mee zat te luisteren, maar dat deed ik niet. Bruno haalde zijn schouders op. 'Omdat ik je leuk vind?'

Zijn antwoord verwarde me en had me geen verklaring op mijn vraag opgeleverd. Hij deed alsof ik een domme vraag stelde. 

Bruno En Ik Zijn MierenWhere stories live. Discover now