Nog lichtelijk aangeschoten betrad ik de eetkamer van mijn huis, alleen om daar Helena en Morris aan te treffen. Helena's wang was rood en haar ogen waren vochtig. De tranen in haar ogen werden belicht door het maanlicht dat de keuken binnen scheen. Morris stond met zijn rug naar mijn zus gekeerd en naar het aanrecht toe. Zijn armen waren over elkaar heen geslagen.

'Helena, wat heeft hij gedaan-'

Ik werd onderbroken door haar schelle stem.

'Ga naar je kamer, Benjamin. Dit zijn niet jouw zaken. Maak mam niet wakker.'

Haar stem trilde. Morris bleef stil. Ik bleef op mijn plek staan.

'Ga!'

Ik ging.

Ik had iets moeten doen, iets tegen Morris moeten zeggen, maar hield me stil.

Ook op mijn kamer hoorde ik ze schreeuwen tegen elkaar en ik vroeg me af of mam het ook hoorde. Ik vind verder niet veel op van hun ruzie.

'Wat ben je toch ook een ontzettende klootzak!' had mijn zus naar Morris geroepen. Dat was het laatste wat ik hoorde.

***

De volgende dag tijdens het doen van de boodschappen had Helena gezegd dat er niks aan de hand was. Dat ze het weer goed hadden gemaakt. 'Elk gezond stel heeft wel eens ruzie,' zei ze tegen me terwijl ze een hagelslagpak in het winkelmandje gooide.

Hij heeft je geslagen wilde ik zeggen. Maar ik hield me stil. Ik wilde niet dat ze overstuur raakte.

Toen we terug reden met onze boodschappen hadden we geen woord uitgewisseld. Helena huilde zachtjes terwijl ik de druppels van de zomerregen die op het raam tikte met mijn vinger traceerde.

Thuis stond Amber voor de voordeur met mijn moeder te praten. Het was te zien dat Amber enthousiast een verhaal aan het vertellen was en dat mijn moeder nauwelijks naar haar luisterde.

'Kijk eens aan, hij is er al,' zei mijn moeder met een vinger naar mij gericht.

Amber draaide zich om en omhelsde me, wat ik eigenlijk niet prettig vond, maar ik zei er niks van.

'Zullen we iets doen?' vroeg ze nadat mijn zus en ik alle boodschappen naar binnen hadden getild en we met zijn tweeën weer buiten stonden.

Komt Bruno ook?

'Zoals?' vroeg ik in plaats daarvan.

Ze sloeg haar haar over haar schouder en verschoof haar gewicht van de ene heup naar de ander.

We reden op onze oude fietsen naar het park, omdat Amber had besloten dat we gingen picknicken, mede omdat het weer inmiddels was opgeklaard en de zon vollop scheen. Het weer was in de zomer vaak onvoorspelbaar. Voordat we naar het park fietsen voor de picknick waren we nog langs haar huis gereden om verschillende etenswaren op te halen.

'Je bent veranderd,' zei ze toen we plaats hadden genomen op het kleed in het gras.

'Oh?'

'Je bent gelukkiger, of niet?'

Nee.

Ze kon me slecht lezen.Amber zag alles door een roze bril. Mijn bril zat vol met regenwolken. Ik knikte. 

Bruno En Ik Zijn MierenWhere stories live. Discover now