VII

12 1 0
                                    

Ik kon niet stoppen met denken aan de zoen. Niet vertellen aan Amber. Dat is wat Bruno tegen me had gefluisterd op de terugweg naar huis. Het was stil geweest in de auto, niet eens de stemmen van Amber en Bruno hielden me gezelschap, alleen het ruisende geluid van de banden op het asfalt. Het was ondertussen al na middernacht geweest. Mijn moeder deed gelukkig nooit moeilijk over een avondklok. Mijn moeder deed nooit ergens moeilijk over; ze deed eigenlijk helemaal niks. Het enige wat ik haar ooit zag doen is slapen en huilen.

Bruno en Amber zetten me af bij mijn huis en zwaaiden me kort uit.

Het was stil in huis en de traptreden kraakten onder mijn voeten. In de hal richting mijn kamer hoorde ik een zacht gesnik. Eerst dacht ik dat het mijn moeder was, maar haar gehuil klonk anders; gedempter. Dit gehuil was duidelijker hoorbaar. Het was mijn zus.

'Ik snap ook wel dat we niet altijd een perfect koppel zijn, maar geen enkele relatie is perfect, toch?'

'Het is gewoon beter dat we elkaar niet meer zien.'

Morris.

Ik zette mijn oor tegen de deur van mijn zus kamer.

'Morris, alsjeblieft. Denk hierover na.'

Ze huilde zo hard dat ik praktisch haar tranen op de grond hoorde vallen. Ik klemde mijn kaken op elkaar in een poging mijn tranen tegen te houden.

'Helena! Kijk naar jezelf, je bent wrak!'

'Morris-'

Een luide klap en een gil.

Stilte.

Ik hoorde voetstappen en verschuilde me snel in mijn kamer. Toen ik hoorde dat Morris ons huis had verlaten, stapte ik voorzichtig de kamer van mijn zus binnen, maar ze had me al huilend de kamer uitgestuurd en de deur dichtgegooid.

Die nacht had ze niet gestopt met snikken.

En ik had niet gestopt met denken.

Aan alles en aan niks.

Bruno En Ik Zijn MierenWhere stories live. Discover now